Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Heinrich Fidelis Müller "Weihnachts-Oratorium" , Op. 5 für gemischten Chor, Soli und Orchester, gesungen von der Domkantorei St. Marien, Fürstenwalde/Spree im Dom St. Marien Fürstenwalde/Spree am 26.12.2015, begleitet von einem Orchester Berliner und Brandenburger Musiker unter der Leitung von KMD Georg Popp, Mehr unter www.domkantorei-fuerstenwalde.de
De productieve priester-componist Heinrich Fidelis Müller (1837-1905) werd geboren te Fulda. Hij studeerde er theologie en werd in 1859 tot priester gewijd. Na enkele jaren de functie van kapelaan te hebben vervuld in diverse parochies binnen het bisdom Fulda werd hij plaatsvervangend pastoor in Bockenheim bij Frankfurt. In 1873 werd hij benoemd tot pastoor van de St. Elisabeth parochie in Kassel. Daar ontstond zijn Weihnachts-Oratorium . In 1890 werd hij overgeplaatst naar Amöneburg bij Marburg. Daar schreef hij als pastoor in 1892 zijn Opus 16: “Passion unseres Herrn Jesus Christi in sieben Bildern nach Worten der heiligen Schrift”.
In 1894 keerde hij terug naar zijn geboorteplaats Fulda als Domkapitular en in 1902 werd hij uiteindelijk Domdechant. Op 30 augustus 1905 overleed hij.
Bekend werd hij vooral door zijn oratorische werken, die hijzelf  "Geistliche Festspiele" noemde.
De werken "Weihnachtsoratorium" opus 5, "Die Heiligen Drei Könige" opus 7 en "Die Heilige Elisabeth" opus 12 waren erg bekend en beleefden uitgaven tot in de dertiger jaren van de twintigste eeuw. (het Weihnachtsoratorium had zelfs 54 edities)   
Zijn oeuvre weerspiegelt de Caecilianistische stijl, die een duidelijk stempel heeft gedrukt op de kerkmuziek tijdens het ‘rijke roomse leven’. Zijn vele werken zijn vrijwel allemaal in vergetelheid geraakt.
In 1871, een tweetal jaren voor Heinrich Müller pastoor werd, had hij de passiespelen in Oberammergau bijgewoond en was er door geraakt. Als pastoor in Kassel wilde hij voor zijn eigen parochianen het kerstverhaal op soortgelijke aanschouwelijke wijze brengen, in de geest van een middeleeuws geestelijk spel. Daartoe componeerde hij in 1875 zijn Weihnachts-Oratorium “ für Soli, gemischten Chor und Orchester oder Klavier-begleitung mit lebenden Bildern”. Het streven was niet een compleet gespeeld kerstverhaal, maar illustratie van het gebeuren met ‘tableaux vivants’. De componist wilde daarmee de toeschouwers bewegen tot innerlijke verdieping en meditatie. Om het verhaal compact te houden en niet te veel te doorbreken met lange, subjectief reflecterende aria’s en uitgebreide koorwerken koos hij voor korte soli en koorbewerkingen van oude bekende en krachtige liederen. De muziek is met opzet ‘volkstümlich’ en ‘gemütvoll’ geschreven, goed in het gehoor liggend, om een breed publiek te kunnen aanspreken, zonder te vervallen in overdreven sentimentaliteit of trivialiteit. De moeilijkheidsgraad is dusdanig dat een doorsnee kerkkoor dit werk zou moeten kunnen zingen. Het is zelfs mogelijk het publiek bepaalde delen te laten meezingen en zo actief erbij te betrekken. Het ‘oratorium’ is daarom niet zozeer een concertstuk waarbij hoogstaande artistieke ambities worden nagestreefd, maar een sfeerstuk, dat er geheel op gericht is om de mensen in de stemming te brengen.
 
De laatste jaren is er in Duitsland weer sprake van toenemende populariteit.



Terug naar de inhoud