Der Stern von Bethlehem (Josef Rheinberger)
Wheinachtsoratorium
Rita Streich
Dietrich Fischer-Dieskau
Bavarian Radio Chorus
Graunke Symphony Orchestra
conducted by Robert Heger
Oefennummers: | |
Bladmuziek: | |
Josef Gabriel Rheinberger (Vaduz, 17 maart 1839 – München, 25 november 1901) was een uit Liechtenstein afkomstige Beierse muziektheoreticus, muziekpedagoog en componist. Hij volgde zijn muziekopleiding in München, waar hij onder andere onderwijs volgde bij Franz Lachner. Gedurende de vijftiger jaren van de negentiende eeuw verdiende hij in die stad zijn levensonderhoud door het orgelspel. Rheinberger schreef meer dan tweehonderd werken voor koor, orkest en solisten. Tot zijn bekendere oeuvre horen zijn composities voor orgel.
In 1867 huwde Rheinberger met de dichteres Franziska von Hoffnaaß. Zij stierf tien jaar voor hem en daar is hij nooit overheen gekomen. Zij schreef voor zijn kerstcantate 'Der Stern von Bethlehem', de tekst die bestaat uit meditaties bij kerstthema's als de herders, de verschijning van de engel, Maria bij de kribbe en de aanbidding der wijzen, maar maakte de voltooiing niet meer mee. Rheinberger wilde nooit naar een uitvoering van het werk, dat hij zelf als zijn belangrijkste beschouwde, luisteren. 'Der eigentliche Nerv der Musik ist die Sehnsucht nach einem Glück, das immer vor uns zurückweicht', zei hij erover.
Tijdens zijn leven was Rheinberger een allerwegen gerespecteerd professor in de compositie en orgelspel, die in München naast zijn doceeractiviteiten ook nog verschillende koren leidde en hofkapelmeester was. Rheinberger stond bekend als een strenge leraar en had geen enkele waardering voor muzikale vernieuwers. De muziek van Liszt en Wagner was hem onsympathiek, die van Reger keek hij hoofdschuddend door en die van Strauss was vanzelfsprekend anathema voor hem. Zijn eigen muzikale horizon werd gevormd door Mendelssohn, Schumann en, in mindere mate, Brahms. Hoe dat in de praktijk uitpakte blijkt in Der Stern von Bethlehem op.164, een negendelig oratorium voor solisten, koor en orkest dat in 1890 ontstond. Stilistisch zou men het werk eerder op 1840 dan op 1890 dateren. De koorpartij is overwegend homofoon en ook aan het orkest worden geen bijzondere eisen gesteld. Deze factoren, gecombineerd met de destijds 'bekende', goed in het gehoor liggende stijl, maken het begrijpelijk dat het werk destijds bijzonder populair was. Voor de hedendaagse luisteraar liggen de zaken vermoedelijk anders. Rheinberger is onmiskenbaar meester over zijn vak, maar laat het qua inventie vaak afweten. Dat wreekt zich vooral omdat het werk bijna voortdurend in een meditatief-pastorale sfeer blijft hangen en doodbloedt door gebrek aan afwisseling.