BWV 4 "Christ lag in Todes Banden" (Johann Sebastiaan Bach)
Valerio Contaldo, tenor
Lisandro Abadie, bass
Ensemble Orlando Fribourg, choir and orchestra
Laurent Gendre, conductor
Concert at St-Michel church, Fribourg (CH), 03.07.2016
Oefennummers: |
BWV 4 (Christ lag in Todes Banden) |
Bladmuziek: |
BWV 4 (Christ lag in Todes Banden) |
Christ lag in Todes Banden is een paaslied dat
Luther in zijn eerste bundel gezangen van 1524 publiceerde, gebruikmakend van
tekst en melodie van de elfde eeuwse sequens Victimae Paschali laudes.
Bach gebruikt de letterlijke tekst van Luthers lied, zeven coupletten van acht
regels, alle eindigend met Halleluja, als tekst voor een cantate (BWV 4)
die hij waarschijnlijk componeerde ter gelegenheid van zijn auditie voor de
post van organist aan de Blasiuskerk te Mühlhausen, 24 april 1707; daarmee zou
BWV 4 Bachs oudst bewaard gebleven cantate zijn. Maar uiterlijk een jaar later
(8 april 1708) heeft deze zeker in Mühlhausen geklonken. Met deze cantate op
uitsluitend koraaltekst, per omnes versus, bouwt Bach onmiskenbaar voort
op de laat zeventiende-eeuwse cantatecomposities van zijn grote voorbeelden
Buxtehude, Pachelbel en Kuhnau: geen vrij gedichte aria- en recitatiefteksten,
geen da-capoaria's, geen zelfstandige concertante instrumentale
gedeelten (ritornellen); de cantate is niet anders dan een reeks
koraalvariaties met Luthers lied als enige tekst en de koraalmelodie, hoe ook
gevarieerd, als uitsluitend muzikaal thema.
En ook zonder vierstemmig geharmoniseerde slotkoraal
zoals al onze uitgaven thans bevatten, want dat voegde Bach pas toe bij een
heruitvoering in Leipzig (9 april 1724); waarschijnlijk werd, ter onderstreping
van de symmetrische structuur, het laatste couplet in 1707/8 uitgevoerd op de
muziek van het eerste, zoals ook in BWV 117 gebeurt. Te Leipzig moet Bach de
cantate één jaar later (1 april 1725) opnieuw uit de kast halen; hij is dan aan
het begin van de passietijd, waarschijnlijk door het overlijden van zijn
tekstdichter, gestrand in zijn cyclus koraalcantates, waarin alleen de eerste
en laatste koraalverzen ongewijzigd bleven en de overige coupletten tot
recitatief- en ariateksten werden herdicht. Hoewel BWV 4 dus niet aan dat
format voldoet, weet Bach er zijn koraalcantatereeks nog enigszins passend mee
af te sluiten. Het is opmerkelijk dat Bach BWV 4 in Leipzig nog tenminste
tweemaal uitvoert, terwijl deze toch onmiskenbaar behoort tot - zoals Bach zelf
ooit schreef - 'die ehemahlige Arth von Music [die in] unseren Ohren nicht
mehr klingen will.' Hij moet het zelf dus een competent staaltje ouderwets
vakmanschap gevonden hebben.