Zigeunerleben op.29,3. Robert Schumann.
Tölzer Knabenchor
soloists: Ludwig Mittelhammer, Tom Amir, Christian Fliegner, Roberto Ferri
pianist: Christian Brembeck
conductor: Gerhard Schmidt-
Gaden studio concert in Japan, 2000
Oefennummer. | |
Bladmuziek: | |
Componist: Robert Schumann
Robert Schumann was groot in het kleine: zijn piano- (Papillons, Carnaval, Humoreske, Kreisleriana, Kinderszenen) en liedcycli (Dichterliebe) zijn als het ware lange ketens van wisselende stemmingen, variërend van lieflijke dromerijen tot stormachtige razernij. In zijn Davidsbündlertänze deed hij het voorkomen alsof de dansen afwisselend geschreven waren door twee tegengestelde alter ego's: de energieke Florestan en de melancholische mijmeraar Eusebius. Deze Davidsbündlertänze waren een uitdrukking van Schumanns liefde voor de 10 jaar jongere Clara Wieck, de dochter van Schumanns pianoleraar Friedrich Wieck (die overigens fel tegen de verloving gekant was). Schumanns compositorische arbeid bleef overigens niet beperkt tot het maken van miniaturen alleen. Mede op aandringen van Clara ging Schumann zich toeleggen op meer grootschalige vormen. Vandaar dat hij ook op het terrein van de kamermuziek, concerten, symfonieën en oratoria belangrijk werk heeft nagelaten (Symfonieën nr.2 & 3 'Rheinische', Celloconcert, Kwintet voor piano en strijkers, Das Paradies und die Peri). Schumanns laatste jaren waren triest: op 27 februari 1854 gooide de manisch-depressieve componist zijn trouwring in de Rijn, om vervolgens zelf in het ijskoude water te springen. Na zijn redding verbleef hij vrijwillig in een gesticht, waar hij op 29 juli 1856 overleed.
Toelichting: Zigeunerleben
“Straße der Zigeuner”
dat is de betekenisvolle titel van deze muziek. Veelzeggend omdat het cliché van zigeuners in onse tijd nog steeds bestaat dat zij geen
vaste woonplaats hebben en hun weg vinden op straat om muziek te spelen. De
kwalijke waarheid is echter: het bestond
en bestaat nog steeds: de sociale uitsluiting van Sinti en Roma. In de
19e eeuw waren de vooroordelen tegen de zogenaamde zigeuners in die tijd stevig
verankerd in de hoofden van mensen. Bijvoorbeeld ook bij de dichter Emanuel
Geibel. In zijn gedicht "Zigeunerleben” uit 1840 beschrijft Geibel een
groep zigeuners rond een kampvuur: in hetzelfde jaar dat Geibel's gedicht
verscheen, zette de componist Robert Schumann het op muziek als een
onderhoudend koorstuk. Met zijn tekstkeuze en het ritme van zijn muziek ging
hij met de tijd mee. Het ongebonden leven van de zigeuners werd als
buitengewoon plezierig en romantisch beschouwd. De ellende van de Sinti en Roma
wordt over het hoofd gezien.
Tegenwoordig ken je zijn naam nauwelijks nog, maar in het
midden van de 19e eeuw was Emanuel Geibel een van de beroemdste Duitse
dichters. In 1840 zette Robert Schumann in totaal zeven van zijn gedichten op
muziek. Geibel had een speciaal talent voor het oproepen van romantische
beelden. En dat lijkt Schumann ook leuk
te hebben gevonden aan het gedicht "Zigeunerleben”. - hoewel er nauwelijks
een cliché wordt weggelaten.
Nu vinden we dat discriminerend, maar in de 19e
eeuw was dit idee eenvoudigweg dat zigeuners alleen als “verwilderd” werden gezien.. En natuurlijk zitten
zigeunervrouwen niet, maar "hurken". En: ze "vullen de
beker" - want toen werden zigeuners als vanzelfsprekend beschouwd als
alcoholhongerige gokkers. Op deze manier gaat Geibel's gedicht nog een paar
regels door. Maar dan wordt de tekst bedachtzamer: ook Schumann zette deze
passage op een nogal voorzichtige toon - en zo wordt de zigeunertragedie die
ten grondslag ligt aan de hele scène nog steeds herinnerd