Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Mis in A groot, BWV 234 (Johann Sebastian Bach)

Soprano: Agnès Mellon
Alto: Gérard Lesne
Tenor: Christoph Prégardien
Bass: Peter Kooy
Chorus & Orchestra of Collegium Vocale Gent
Philippe Herreweghe, conductor
July 1989, Abbaye aux Dames, Saintes, France







Oefennummers.  
BWV 234 Missa in A
Bladmuziek:
BWV 234 Missa in A
Toelichting:
(Deze toelichting geldt voor alle vier 'korte missen (BWV 233 t/m 236)'.)
In de jaren 1738/39 schrijft Bach een viertal composities op de Griekse c.q. Latijnse teksten van Kyrie en Gloria. Ze worden wel aangeduid als 'Lutherse missen' maar specifiek Luthers zijn ze niet: ze zouden in principe ook in de katholieke eredienst gebruikt kunnen worden. Ook worden ze wel 'korte missen' of 'missa brevis' genoemd, maar ook dat is misleidend: Missae breves zijn korte, compacte versies van de complete mistekst, dus inclusief Credo, Sanctus etc. Bach zelf noemt zijn composities Missa, de destijds gangbare benaming voor een Kyrie+Gloria-zetting, ter onderscheiding van een Missa tota die alle misdelen omvat.
Het is nog altijd niet duidelijk wat Bach heeft bewogen deze ‘missen' te componeren of liever: te assembleren, want de muziek ontleende hij aan cantates. Met zijn regelmatige cantateproductie was hij al twaalf jaar geleden gestopt, in het begin van de jaren dertig voltooide hij de reeks oratoria voor grote feesten en sleep hij nog wat aan zijn passies maar zijn compositorische interesse voor kerkmuziek leek wel verdwenen.
- Waren ze bedoeld voor het katholieke hof in Dresden? Het is onwaarschijnlijk, want toen Bach in 1733 het Kyrie en Gloria van zijn latere Hohe Messe, de 'Dresden-mis', aan de nieuwe, katholieke koning/keurvorst te Dresden aanbood (vlassend op de titel 'Hofcompositeur'), bleek hij tot in detail op de hoogte van de kerkmuzikale regels in het katholieke Dresden, waaraan dit latere viertal niet beantwoordt.
- Was het een opdracht voor een ander katholiek hof, bijvoorbeeld dat van de Boheemse Graaf Sporck, met wie Bach bewezen hartelijke contacten onderhield? Zou kunnen: ook van zijn Dresden-mis offreerde hij slechts de partijen maar behield zelf de partituur. Maar er is geen spoor van bewijs en graaf Sporck overleed op 30 maart 1738.
Maar waarom zou hij ze eigenlijk niet hebben geschreven voor eigen gebruik in Leipzig? Niet voor de hand liggend, want de enige partij die wijst op een Leipziger uitvoering dateert pas van tien jaar later. Maar het zou kunnen.
Immers, Luther hervormde aanvankelijk slechts de orde van de mis onder handhaving van het Latijn (Formula Missae, 1523) en bepleitte pas in tweede instantie (Deutsche Messe, 1526) eredienst in volkstaal, waartoe hij de Bijbel in het Duits vertaalde, liederen componeerde die de gemeente kon meezingen (koralen) en de misstructuur (die hij handhaafde) van Duitse equivalenten voorzag: zie hieronder.

Maar Luther verwijderde het Latijn nooit geheel uit de Hauptgottesdienst; afhankelijk van tijd, plaats en regio klonk er nog veel Latijn, vooral in conservatiever streken zoals Leipzig. Met name delen van het ordinarium (de dagelijks terugkerende elementen) werden nog vaak door de celebrant in het Latijn gezongen, of op hoogtijdagen zelfs concertant uitgevoerd, terwijl de onderdelen van het proprium (de dagelijks wisselende elementen zoals schriftlezing, preek, cantate) bij voorkeur in de volkstaal verliepen.
Terwijl de duitstalige cantate in de Lutherse kerk het belangrijkste muziekstuk was geworden, zullen er dus onder Bachs leiding c.q. eindverantwoordelijkheid op feestdagen veel Latijnse missen zijn gezongen, die ook van katholieke componisten konden stammen. Tot 1738 beperkte Bachs compositorische bijdrage aan de Latijnse kerkmuziek zich tot enkele Sanctus-zettingen en het Magnificat. Wat kan hem hebben bewogen ineens een aantal KYRIE/GLORIA-zettingen te schrijven, op basis van cantatecomposities? Twee motieven worden vaak genoemd:
1. Bach realiseerde zich dat zijn cantateteksten allengs door de theologische ontwikkelingen van zijn tijd achterhaald werden en zijn composities dus slechts in andere vorm zouden kunnen overleven;
2. Cantates konden, als onderdeel van het dagelijks wisselende proprium, het tijdeigen misgedeelte, maximaal éénmaal per jaar worden uitgevoerd; de Latijnse miscomposities daarentegen hadden, met hun universelere, van tijd en theologische modes onafhankelijke tekst een potentieel hogere uitvoeringsfrekwentie.
Dat Bachs vier Kyrie/Gloria-missen voor Leipziger gebruik bestemd waren wordt echter weer onwaarschijnlijker als we ons realiseren dat Bach de benodigde 24 stukken muziek (per mis drie aria's en drie koren) betrok uit een beperkt aantal cantates, en waarschijnlijk niet de slechtste, die derhalve nog regelmatig als cantate zullen hebben geklonken.

bron: website Eduard van Hengel
Terug naar de inhoud