Jesu, Meines, Lebens Leben (Bux WV 62) - Dietrich BuxtehudeJos van Immerseel, conductorOrchestra Anima Eterna & Royal Consort (on Baroque Instruments)Collegium VocaleClaron McFadden, sopranoFranciska Dukel, sopranoJonathan Peter Kenny, altoMarius van Altena, tenorStephan MacLeod, bass
Oefennummer: |
Bladmuziek: |
Dietrich Buxtehude (ook Dieterich, Diderich of Diderik gespeld) (Helsingborg of Oldesloe, ca. 1637 – Lübeck, 9 mei 1707) was een Deense-Duitse componist, klavecinist, organist, muziekpedagoog en muziekorganisator van wie de exacte geboortedatum niet bekend is. Buxtehude is een van de markantste vertegenwoordigers van de Noord-Duitse barok en oefende vooral door zijn vrije orgelcomposities, die superieur zijn aan zijn koraalbewerkingen, grote invloed uit in Noord-Duitsland, ook op Johann Sebastian Bach, die hem bezocht en zijn werken bestudeerd heeft. Buxtehude werd geboren tijdens de Dertigjarige Oorlog en er is slechts een vermoeden waar hij geboren is.
Dieterich Buxtehude is bij het grote publiek vooral bekend door Johann Sebastian Bachs bewondering voor zijn orgel- en componeerkunsten: hiervoor reisde Bach naar het noord-Duitse Lübeck, om er maar liefst vier maanden te verblijven. Dit feit zegt iets over de kwaliteit van Buxtehude's kunsten, maar ook over de invloed van Bach op de muziekgeschiedenis - niet alleen die na hem, maar ook vóór hem… De muziek van Buxtehude (van oorsprong een Deen!) blijkt echter ruimschoots op eigen benen te kunnen staan. Buxtehude heeft bijna veertig jaar in Lübeck gewoond en gewerkt, en heeft daar in deze tijd grotendeels het muziekleven bepaald. Beroemd werden zijn zelfbedachte en georganiseerde 'Abendmusiken' - muziekuitvoeringen buiten de kerkelijke liturgie om. Van Buxtehude's vocale muziek is het meeste overgeleverd, en hier is dan ook het beste zijn enorme fantasie en creatieve vrijheid te zien. Als organist was Buxtehude's faam wijd verspreid, en als je zijn orgelpreludes beluistert hoor je snel waarom: ook hier is de variatie enorm. Gecombineerd met een ongekende virtuositeit was hiermee zijn roem snel gevestigd. Dan verbaast het ook niet meer, dat Bach hier een flinke reis voor over had!
De volgende steden komen in aanmerking als geboorteplaats (in volgorde van afnemende waarschijnlijkheid):
Dieterich Buxtehude was de zoon van de organist Hans Jensen Buxtehude (Buxtehude is de naam van een stadje ten westen van Hamburg). Zijn jeugd bracht Buxtehude vanaf 1641 door in het toenmalige Deense Helsingborg en in Helsingør. Hij doorliep daar (vermoedelijk) de Latijnse school.- Helsingborg (toen Denemarken, nu Zweden) Oldesloe in Holstein (Duitsland)
- Helsingør (Denemarken)
Dieterich Buxtehude is bij het grote publiek vooral bekend door Johann Sebastian Bachs bewondering voor zijn orgel- en componeerkunsten: hiervoor reisde Bach naar het noord-Duitse Lübeck, om er maar liefst vier maanden te verblijven. Dit feit zegt iets over de kwaliteit van Buxtehude's kunsten, maar ook over de invloed van Bach op de muziekgeschiedenis - niet alleen die na hem, maar ook vóór hem… De muziek van Buxtehude (van oorsprong een Deen!) blijkt echter ruimschoots op eigen benen te kunnen staan. Buxtehude heeft bijna veertig jaar in Lübeck gewoond en gewerkt, en heeft daar in deze tijd grotendeels het muziekleven bepaald. Beroemd werden zijn zelfbedachte en georganiseerde 'Abendmusiken' - muziekuitvoeringen buiten de kerkelijke liturgie om. Van Buxtehude's vocale muziek is het meeste overgeleverd, en hier is dan ook het beste zijn enorme fantasie en creatieve vrijheid te zien. Als organist was Buxtehude's faam wijd verspreid, en als je zijn orgelpreludes beluistert hoor je snel waarom: ook hier is de variatie enorm. Gecombineerd met een ongekende virtuositeit was hiermee zijn roem snel gevestigd. Dan verbaast het ook niet meer, dat Bach hier een flinke reis voor over had!
Jesu meines Lebens Leben (BuxWV 62)
Dieterich Buxtehude (1637 - 1707), van 1668 tot zijn dood werkzaam als stadsorganist aan de Marienkirche te Lübeck, moet omstreeks 1670 de eerste versie hebben gecomponeerd van Jesu meines Lebens Leben , een vocaal muziekstuk met zelfstandige instrumentale begeleiding dat destijds "cantate" werd genoemd, maar nog niet de achttiende eeuwse vorm heeft waaraan wij gewend zijn. Men kan het naar believen beschouwen als een ééndelig stuk, of een drie resp. zevendelig stuk waarvan de delen direct op elkaar volgen. De tekst wordt gevormd door de coupletten 1-4 en het slotcouplet van een passielied van Ernst Homburg uit 1659. De instrumentale begeleiding is in handen van continuo en een vijfstemmig strijkersensemble, waaronder de traditioneel zeventiende eeuwse gesplitste altviolen.
Het stuk heeft de strakke structuur van een chaconne: na een inleidende sinfonia klinkt een reeks van acht basnoten (twee maten) die vervolgens 40 maal wordt herhaald. Per couplet worden 8 vocale maten a cappella (dwz met louter continuobegeleiding), gevolgd door vier maten instrumentaal intermezzo. Bij een latere bewerking voegde Buxtehude aan het slot een niet tot de liedtekst behorend Amen van 17 maten toe op dezelfde basnoten. De coupletten worden achtereenvolgens gezongen door (1) de sopraan, (2) een terzet van de drie andere stemmen, (3) de tenor en (4) een terzet van de drie anderen; alle vier stemmen tesamen zingen het slotcouplet en Amen.