Leoš Janáček, Otčenáš (Vater unser) Chor: VokalEnsemble ZHdKOrgel: Andrea PagliaHarfe: Marika RiedlOrchester der ZHdK Brendan Gunnell, TenorMarkus Utz, Leitung
Oefennummer. |
Bladmuziek. |
Het Onze Vader van Leoš Janáček zet een wereldberoemde tekst op muziek. Toch is het nauwelijks te vergelijken met andere zettingen, omdat de compositie een opvatting heeft die veel verder gaat dan het kerkelijke kader. Janáček, geboren in 1854, komt uit Hukvaldy, maar kwam op elfjarige leeftijd vanwege economische tegenspoed naar het AltBrünner Kloster en groeide op na de dood van zijn vader in 1866. Desalniettemin slaagde hij erin het hoger onderwijs af te ronden en tenslotte muziek te studeren aan de orgelschool in Praag en aan de conservatoria van Leipzig en Wenen. Janáček was slechts 13 jaar jonger dan Dvořák, die een geweldig rolmodel voor hem was. Naast de connectie met romantische Tsjechische muziek, ontleend aan de volksmuziek, is Janáčeks sociale betrokkenheid in de loop der jaren echter steeds duidelijker geworden.
De Otčenáš, die in 1901 werd voltooid, werd door Janáček, die uit een arme achtergrond kwam, gewijd aan het vrouwenhuis in Brno. Het werk is geïnspireerd op een achtdelige beeldcyclus van de Poolse schilder Józef MęcinaKrzesz op de tekstdelen van het Onze Vader. Op basis hiervan zette Janáček vijf scènes op muziek voor de wereldpremière in het Nationaal Theater in Brno. De huidige versie uit 1906 is door de componist herzien voor een puur concertuitvoering in Praag, begeleid door orgel en harp in plaats van de originele piano.
De vijf beeldscènes die oorspronkelijk op muziek waren gezet, waren:
1. Werknemers knielen in het bos voor een kruis (Onze Vader in de hemel, uw naam wordt geheiligd).
2. Het gezin met een overleden kind (uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel)
3.Overvloedige oogst, maar een onweersbui nadert (geef ons vandaag ons dagelijks brood)
4. Gevangene in de kerker (en vergeef ons onze schulden, zoals wij onze schuldenaars vergeven) 5. Een inbreker kwam 's nachts de kamerbinnen, maar Christus bewaakt de slapende (en leidt ons niet in verzoeking, maar verlos ons van het kwaad).
De bij ons bekende doxologie (grote lofprijzing aan het einde van een gebed) "Neboť tvé je království i moc i sláva navěky" of "Voor u is het koninkrijk en de macht en de glorie in de eeuwigheid" is niet op muziek gezet. In het evangelie van Lucas (Lucas 11, 1–4) behoort het niet tot de kerntekst van het "Onze Vader".