Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
BWV 146: Wir müssen durch viel Trübsal
Cantate Domino
Caroline Weynants [soprano]
Marcus Ullmann [tenor]
Lorenzo Ghielmi [organ]
Il Gardellino Marcel Ponseele [oboe, direction]
Toelichting:
Cantate 146 behoort tot de drie cantates die Bach schreef voor de derde zondag na Pasen, Zondag  Jubilate, genoemd naar de eerste woorden van de introïtustekst Jubilate Deo omnis terra (Psalm 66:1). Maar wie jubelende cantates verwacht vergist zich. Voor deze zondag schreef Bach in 1714 Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen (BWV 12), in 1725  Ihr werdet weinen und heulen (BWV 103) en ten slotte, waarschijnlijk in 1728, Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen (BWV 146). Zorgen en verdriet dus, omdat de evangelietekst voor deze zondag (Johannes 16: 16-23) de uitspraak van Christus behelst - gedaan bij zijn afscheidsrede gedurende één van zijn verschijningen aan de discipelen in de korte periode tussen zijn opstanding (Pasen) en zijn Hemelvaart - dat hun een periode van Trübsal (moeilijkheden, tegenspoed, beproevingen) te wachten staat; maar die zal in vreugde verkeren. De onbekende tekstdichter generaliseert deze tot de discipelen gesproken woorden: alle volgelingen van Christus zullen pas na lijden en ellende gedurende hun aardse bestaan beloond worden in het Rijk Gods. Dat wordt dus de lijn in deze cantate: van treurnis (delen 2 - 5 ) naar blijdschap (delen 6 - 8).

Het openingskoor (2) vormt een opmerkelijker type bewerking, van het langzame tweede deel (Adagio) van het voormalige vioolconcert, dat bestaat uit een reeks variaties op een telkens terugkerende (ostinate) basfiguur. We zagen al vaker dat Bach vier koorpartijen ‘inbouwt' in een tamelijk zelfstandige orkestbegeleiding, maar niet eerder was die zelfstandigheid zo pregnant als hier waar de orkest-'begeleiding‘ een onafhankelijk uitvoerbaar deel van een concert is.
Op een door de tekstdichter geselecteerde tekst uit het bijbelboek Handelingen 14:22 schrijft Bach een schrijnend klaaglied over de beproevingen die gelovigen op aarde te verduren hebben: Trübsal, voorlopig nog zonder Freude.

Van het slotkoraal (8) kennen wij slechts de melodie die in 1642 door Johann Schop werd gecomponeerd voor Johann Rists tekst Werde munter, mein Gemüte; diverse teksten werden op deze melodie gezongen, waarvan Freu dich sehr, o meine Seele (Demantius, 1620) in de context van deze cantate de meest geschikte lijkt: de wat getrübte harmonieën in maat 9 passen goed bij Trübsal en Leid, zo ook de lopende bas op fahren in maat 11.


Bron: Eduard van Hengel
Terug naar de inhoud