Vespers Op.37 Sergei Rachmaninoff
Groot Omroepkoor o.l.v. Sigvards Klava [dirigent]Anitra Jellema [sopraan]Pierrette de Zwaan [alt]Opname Vrijdag van Vredenburg 21-1-11 (TROS)
Oefennummers: | |
Vespers Op.37 |
Bladmuziek: | |
Vespers Op.37 Voor de Nederlandse vertaling: klik HIER |
Toelichting Vespers Op.37
Een groot koorwerk van ongeveer een uur, geschreven in nauwelijks veertien dagen en opgedragen aan Stepan Vasilevitsj Smolenski, de voormalige leider van het Moskous synodaal koor, die Rachmaninov vertrouwd had gemaakt met de diepe schoonheid van de vespers. Het werd een grandioos eerbetoon dat in maart 1915, kort na de voltooiing van het werk, voor het eerst werd uitgevoerd onder leiding van Nikolai Danilin, de opvolger van de in 1909 overleden Smolenski. Het succes was groot: publiek en critici hadden de Vespers al gelijk in het hart gesloten.
Rachmaninov zelf beschouwde het werk tot het beste wat hij tot dan toe had gecomponeerd en bepaalde zelfs dat de Lofzang, het Nunc dimittis, zijn laatste gang moest begeleiden.
Rachmaninov zelf beschouwde het werk tot het beste wat hij tot dan toe had gecomponeerd en bepaalde zelfs dat de Lofzang, het Nunc dimittis, zijn laatste gang moest begeleiden.
Ook nu nog vormen Rachmaninovs Vespers een belangrijke toetssteen van de Russisch-orthodoxe kerkmuziek. Het is daarmee tevens muziek van alle tijden, in haar aard en uitwerking tijdloos en, hoewel ontdaan van iedere opsmuk, diep inkervend, zowel vanuit liturgisch als vanuit puur muzikaal perspectief. Zelfs de bolsjewieken, die iedere liturgische uiting verfoeiden en er korte metten mee maakten (zo werd de synodale school en het bijbehorende koor door hen zonder pardon ontbonden), hebben daaraan niets kunnen veranderen. Dat pas in de laatste halve eeuw het aantal opnamen van het werk spectaculair is gestegen (de catalogus telt er maar liefst 32, waarvan een groot deel overigens niet meer leverbaar is) laat zich niet goed verklaren, maar dat die aandacht volkomen terecht is spreekt eigenlijk voor zich. Ook in kerken en concertzalen zijn de Vespers regelmatig te horen. Want dit is muziek die ook buiten de kerk haar bestaansrecht heeft bewezen.
De oorspronkelijke titel is Volledige Nachtwake (in het Engels: All-night Vigil), in totaal vijftien vespers waarin de orthodoxe liturgie een belangrijke plaats inneemt (negen ervan zijn gestoeld op traditionele orthodoxe gezangen). Lofprijzing, boetedoening bezinning, bemoediging, ze maken er onverbrekelijk deel van uit. Het is binnen Rachmaninovs oeuvre een nog belangrijker werk dan zijn - eveneens a capella gezongen - Liturgie van St. Johannes Chrysostomos, dat vijf jaar eerder, in 1910, werd gecomponeerd.
Rachmaninov voltooide in 1915 zijn vierstemmig (met basso profondo) opgezette Vespers, van origine onderdeel van de avondgebedsdienst van de Russische orthodoxe kerk, toen Rusland op de rand van de revolutie verkeerde, in gang gezet door de laatste tsaar van het Russische rijk, de volkomen incompetente Nicolaas II Aleksandrovitsj en zijn van intriges vervulde vrouw Alexandra. Rusland stond aan de vooravond van een onmenselijk wrede en vrijwel alles verwoestende catastrofe.
De componist volgde de liturgische tekst niet naar de letter, en hij koos doorgaans voor de symfonische allure, maar negen van de vijftien delen zijn wel degelijk streng orthodox vormgegeven, terwijl het slot (aan U, onze Leider in de strijd) duidelijk en liefdevol verwijst naar de wortels van de Russische orthodoxie: de Griekse. Wat dit werk vooral zo indrukwekkend maakt is de door Rachmaninov bereikte gevoelsdiepte, die dan ook nog eens is vervuld van het Grote Mysterie. Daarmee is het een opus geworden dat in zijn gehele oeuvre zijn gelijke niet heeft. Deze Vespers gaan net zo rechtstreeks tot het hart, als dat met Beethovens Missa Solemnis het geval is.
Het fundament van dit grootse a-cappellawerk wordt letterlijk gedragen door de vrijwel inktzwarte bassen, waarmee de melodielijnen in de hogere stemmen glorieus contrasteren. De vocale lijnen zijn authentiek Russisch, maar toch heeft Rachmaninov de in deze rijke traditie gewortelde textuur zo vormgegeven dat de Vespers gemakkelijk ingang zouden kunnen vinden bij de westerse cultuur. Alsof Rachmaninov het aan dood en verwoesting ten prooi vallende vaderland al scherp voor zich zag en met dit werk een erfenis wilde creƫren die de noodlottige gebeurtenissen zou overstijgen. De vraag is dan echter vervolgens of niet-Russische stemmen in deze diep religieuze, in de Russische volksaard verankerd liggende, muziek dan wel de juiste weg weten te vinden, in casu over vergelijkbare, vereiste stemmiddelen beschikken.
Dat de tijdsduur van de verschillende uitvoeringen zo uiteenloopt (van rond de vijftig tot zelfs ruim zeventig minuten!) heeft uiteraard alles te maken met de gekozen tempi. Rachmaninov heeft die weliswaar - in het Russisch - aangegeven, maar echt duidelijk zijn ze, althans deels, allerminst. Een aantal willekeurige voorbeelden: 'in gematigd tempo'; 'tamelijk snel, maar soepel en teder';'tamelijk langzaam'; 'soepel, niet snel' enz. De specifiek afwijkende tempoaanduidingen binnen het hoofdtempo laten naar hun aard wel weinig ruimte voor al te grote verschillen qua interpretatie ('breed'; 'iets langzamer'; 'riterdando' enz.) Nu zou men kunnen tegenwerpen dat het ook een kwestie van 'aanvoelen' is, maar dat is subjectief en verbonden met het eigen bioritme. Wat uiteraard wel zou hebben geholpen: metronoomcijfers, maar helaas, die zijn er niet. Een wezenlijk aspect van de tempokeuze is ook de akoestiek waarin zich de uitvoering afspeelt en waar geen enkele dirigent aan voorbijgaat: het tempo moet aan de nagalm worden aangepast. En dan is er de perceptieve ervaring van de luisteraar, hoe hij het tempo ondergaat. Een langzamer tempo kan in zijn beleving sneller klinken, of omgekeerd. Terwijl de articulatie bij het 'tempogevoel' eveneens een rol van betekenis speelt.