From the protestant church Trogen in Switzerland
Choir and Orchestra of the Schola Seconda Practica
Rudolf Lutz - Conductor
Soloists:
Alex Potter - Alto
Daniel Johannsen - Tenor
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Cantate 161 is een van Bachs vroege cantates, geschreven te Weimar voor de zestiende zondag na Trinitatis (27 september 1716), uit hoofde van Bachs verplichting, sinds zijn benoeming in maart 1714 tot concertmeester van de hofkapel, om maandelijks een cantate te componeren.
Het is één van de meest uitgevoerde cantates, dus misschien ook wel een van de mooiste, in elk geval een uiterst fijnzinnige.
Haar karakter van 'vroege Bachcantate' blijkt o.m. uit het ontbreken van een openingskoor en het gebruik van blokfluiten die Bach bij een heruitvoering in Leipzig verving door de modernere traverso's. Ook het libretto van de Weimarer hofdichter en -bibliothecaris Salomon Franck (1659-1725) heeft een kwaliteit die Bachs Leipziger tekstdichters zelden haalden.
De evangelietekst voor deze zondag is Lucas 7: 11-17, waarin Jezus de gestorven jongeling te Nain uit de doden opwekt. Het toenmalig lutheranisme las deze tekst niet als verslag van een tot vreugde en dankbaarheid stemmend, levensbevestigend wonder, maar als metafoor: ook wij zullen, eenmaal overleden, door Christus worden opgewekt, en dat dan maar liefst zo snel mogelijk. De tekst vormde de rechtvaardiging van het (ook in Bachs cantates) wijdverbreide doodsverlangen, Todessehnsucht: hoe korter hier, hoe eerder wij na een tijdelijke slaap in het graf, het eeuwige leven bij Christus bereiken. Voor dit verlangen naar de zoete dood lijken de blokfluiten, 'flauti dolce', het passende instrument.
Later, in Leipzig, heeft Bach deze cantate ook nog geschikt bevonden voor het feest van Mariä Reinigung (Maria Lichtmis) omdat op die dag het verhaal wordt gelezen van de ontmoeting van Maria en de pasgeboren Jezus in de tempel met de oude Simeon, die daarbij te kennen geeft wel snel te willen sterven nu hij de beloofde Messias eenmaal heeft aanschouwd.