Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Johann Sebastian Bach - Cantata BWV 92 "Ich hab in Gottes Herz und Sinn"

Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Deborah York, soprano
Franziska Gottwald, alto
Paul Agnew, tenor
Klaus Mertens, bass
Toelichting:
Bach schreef zijn cantate 92 voor de 28e januari 1725, Zondag  Septuagesima, d.w.z de eerste van de lange reeks aan de Paasdatum georiënteerde zondagen. De cantate behoort tot de jaargang koraalcantates die Bach schreef in het seizoen 1724/25, zijn tweede ambtsjaar in Leipzig. Het koraal Ich hab in Gottes Herz und Sinn mein Herz und Sinn ergeben, waarop de cantate is gebaseerd en waaraan zij haar titel ontleent, werd in 1647, kort voor het einde van de verwoestende Dertigjarige Oorlog (1618-1648) gepubliceerd door de liederendichter en predikant Paul Gerhardt. BWV 92 is de enige koraalcantate die Bach baseerde op één van Gerhardts populaire liederen. Het lied werd gezongen op de melodie van Was mein Gott will, das g'scheh allzeit, die op haar beurt weer afkomstig is van een in de Souterliedekens (Antwerpen 1540) voor Psalm 129 gebruikte melodie van een chanson van Claudin de Sermisy (1495-1562), 'Il me suffit de tous mes maulx'. Opmerkelijk is dat Bach één week eerder zijn koraalcantate BWV 111, Was mein Gott will, das g'scheh allzeit, componeerde; vergelijking van de beide openingskoren, die dus op dezelfde melodie zijn gebaseerd, geeft een interessant kijkje in Bachs componeerStube.
Paul Gerhardts lied telt twaalf tienregelige coupletten, waarvan Bachs tekstdichter de eerste en de laatste gewoontegetrouw ongewijzigd bestemt voor een openingskoor en een slotkoraal. Maar in zijn parafrases van de tussenliggende coupletten citeert de tekstdichter ook Gerhardts coupletten 2, 5 en 10 in extenso. Zo ontstond een maar liefst negendelige koraalcantate: de langste van de serie koraalcantates, die meestal slechts zes delen omvatten. En bovendien met in de delen 2, 7 en 8 uitzonderlijk lange lappen tekst, waarvan je je kunt afvragen hoe blij de componist daarmee is geweest. Gerhardts lied bezingt een naïef godsvertrouwen en heeft een vrij algemene strekking, zonder speciale relatie met Zondag Septuagesima; Bachs librettist maakt geen gebruik van de mogelijkheid om in zijn parafrases verwijzingen in te bouwen naar de schriftlezingen van deze specifieke zondag.

Terug naar de inhoud