Johann Sebastian Bach (1685-1750)
Cantata BWV 93: Wer nur den lieben Gott läßt walten (9 July 1724)
Soloists:
Soprano - Agnès Mellon
Alto (Countertenor) - Charles Brett
Tenor - Howard Crook
Bass - Peter Kooy
Performed by Phiippe Herreweghe and the Chorus & Orchestra of Collegium Vocale, Ghent (1993).
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bach schreef zijn cantate 93 voor 9 juli 1724, de vijfde zondag na Trinitatis, ruim een jaar na zijn aantreden als Thomascantor te Leipzig. De cantate behoort dus tot tot de tweede jaargang cantates die Bach in Leipzig componeerde, en beantwoordt daarom aan het model dat hij in die cyclus wilde volgen: de koraalcantate. Telkens één van de bekende kerkliederen (koralen) ligt aan zo'n cantate ten grondslag; tekst en melodie van het eerste en laatste koraalcouplet worden ongewijzigd gebruikt in een openingskoor en een slotkoraal, terwijl de tussenliggende coupletten worden geparafraseerd tot recitatief- en ariateksten. Maar, zoals BWV 93 bij uitstek illustreert, Bach varieert en experimenteert binnen dit format voortdurend, zowel met vorm en structuur van het openingskoor als met letterlijke citaten uit koraaltekst en -melodie in de sologedeelten.
Het koraal Wer nur den lieben Gott lässt walten telt zeven coupletten, die corresponderen met de zeven delen van cantate 93. Onder de 45 koraalcantates onderhoudt BWV 93, de zesde in de reeks, de hechtste relatie met haar koraal: in elk deel treffen we letterlijke citaten van de koraaltekst en -melodie aan. Omdat dit koraal in de Leipziger & Dresdner gezangboeken één van de voorgeschreven liederen was voor de vijfde zondag na Trinitatis, was het in Leipzig een populair koraal en kon Bach verwachten dat zijn luisteraars het in zijn vele vermommingen in de cantate zouden herkennen. Ook Bach zelf werd er duidelijk door geïnspireerd: hij gebruikte het koraal in zeker zes cantates en schreef er vier orgelvoorspelen voor.
Wer nur den lieben Gott lässt walten werd in 1641, midden in de Dertigjarige Oorlog, geschreven en van zijn melodie voorzien door de dan twintigjarige dichter en componist Georg Neumark (1621-1681) nadat deze, uit zijn moederland Thüringen vluchtend voor het oorlogsgeweld, onderweg was beroofd en na wilde omzwervingen rust had gevonden in een betrekking als huisleraar te Kiel. Het thema is dus: aanvaarding en godsvertrouwen, wat er ook gebeurt, en dat sluit goed aan bij de evangelielezing voor deze zondag, Lucas 5: 1-11, waarin de visser Simon, die een hele nacht niets heeft gevangen, op Jezus' gezag nogmaals zijn netten uitwerpt en overvloedig vis aan land brengt. Hij wordt, als ‘Petrus', de eerste volgeling van Jezus.
De zevendelige cantate BWV 93 heeft een symmetrische structuur: de centrale aria (4), die evenals de hoekdelen koraaltekst en -melodie ongewijzigd handhaaft, wordt aan beide zijden geflankeerd door een aria en een recitatief-con-chorale.