Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Jesus nahm zu sich... BWV 22
Nederlandse Bachvereniging
Sigiswald Kuijken, violoncello da spalla en leiding
Miriam Feuersinger, sopraan
Damien Guillon, alt
Wolfram Lattke, tenor
Christian Immler, bas
Toelichting:
Bach componeerde cantate 22 samen met nr 23 ter gelegenheid van zijn auditie voor de Thomaskantor-vacature in Leipzig (zie: de sollicitatieprocedure) op 7 februari 1723, volgens de lutherse kalender Zondag Estomihi of Quinquagesima en dat betekent: de laatste zondag voor het begin van de vasten. In Leipzig moest de concertante muziek in die periode zwijgen, en dus was dit de laatste gelegenheid voor een cantoraatsauditie, wilde het gemeentebestuur de vacature nog tijdens zijn ambtstermijn vervuld krijgen nadat zes eerdere kandidaten hun sollicitatie slechts ter versterking van hun eigen positie hadden gebruikt (Telemann, Graupner) ofwel te licht waren bevonden (Kaufmann, Duve, Schott, Fasch). Volgens een krant waren Bachs sollicitatiecantates von allen, welche dergleichen ästimiren, sehr gelobet worden, maar gemeenteraadslid Abraham Christoph Platz verklaarde berustend dat men wenn man eben nicht die besten kriegen könne, man eben die mittleren nehmen müsse.
De libretti voor zijn proefcantates die Bach - toen nog werkzaam aan het hof te Köthen - vanuit Leipzig werden toegestuurd, voorzagen twee cantates, uit te voeren vóór en na de preek, op teksten die aansloten bij de twee delen van de evangelielezing voor Zondag Estomihi, Lucas 18: 31-43: Jezus' aankondiging van zijn lijden en sterven in Jeruzalem (BWV 22) en de genezing van een blinde (BWV 23).
Bachs in Köthen gecomponeerde Probestücke zijn begrijpelijkerwijs voorzichtig in de eisen die ze stellen aan het hem nog onbekende Leipziger ensemble, waarmee Bach slechts enkele dagen had kunnen repeteren: alleen een hobo en strijkers in het orkest, geen sopraansolo en weinig virtuoze melismen in de vocale partijen. Ook conformeert hij zich aan twee gevestigde praktijken die hij - eenmaal benoemd - snel overboord zal zetten: een ensemble koperblazers (cornetto en trombones) die colla parte de koorpartijen meespelen om zangers op koers te houden, en de inzet van ripiënisten, steunzangers of tuttizangers, die in grootschalige koorgedeelten de primaire zangers (concertisten) versterken. De veronderstelde afkeer onder zijn toekomstige patronen van Italiaanse operainvloeden ontziet hij door nog geen secco (slechts door orgel begeleide) recitatieven te schrijven en geen volledige da-capoaria's.Wel tracht hij uiteraard in zijn twee korte proefcantates een zo breed mogelijke sortering te bieden van genres en technieken die hij in huis heeft.

Terug naar de inhoud