Nederlandse Bachvereniging
Sigis wald Kuijken, violoncello da spalla en leiding
Miriam Feuersinger, sopraan
Damien Guillon, alt
Wolfram Lattke, tenor
Christian Immler, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bachs tweede auditiecantate (zie: de sollicitatieprocedure) , die op 7 februari 1723 (Zondag Estomihi , 'vastenzondag') na de preek werd uitgevoerd, had al bij die eerste uitvoering een bewogen geschiedenis. De eerste drie delen van deze vierdelige cantate heeft Bach, getuige het uit Köthen afkomstige papier, reeds thuis gecomponeerd; na deel 3 lezen we 'Fine' (einde). Wanneer Bach enkele dagen vóór zijn auditie in Leipzig aanwezig is, besluit hij ter plaatse een vierde deel eraan toe te voegen, de koraalbewerking Christe, du Lamm Gottes, die ooit als slotkoor had gefungeerd van een in Weimar gecomponeerde passie [1], en waarvan Bach de partituur blijkbaar in zijn bagage had gestopt.
Om - naar Leipziger gewoonte - de koorpartijen te kunnen doen versterken door een blazersensemble (Posaunenchor: een cornetto/ zink en drie trombones), moest het stuk een halve toon naar beneden getransponeerd worden. En ook de rest van de cantate moest een halve toon lager worden uitgevoerd: de hoboïsten moesten hun oboi d'amore gebruiken, violisten hun instrument verstemmen.
Cantate 23 sluit aan bij het tweede gedeelte van de voor Zondag Estomihi voorgeschreven evangelietekst (Lucas 18: 35-43): een blinde bedelaar spreekt Jezus op zijn weg naar Jeruzalem aan met de woorden 'Jezus, zoon van David, ontferm u over mij', waarop Jezus zijn blindheid geneest: 'uw geloof heeft u gered'. Het cantatelibretto gaat niet in op de genezing, maar op het godsvertrouwen dat spreekt uit de aanroep "ontferm u over mij"; de gelovige identificeert zich met de blinde.