Münchener Bach-Orchester, Karl Richter, Münchener Bach-Chor
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Nadat Bach binnen twee jaar na zijn ambtsaanvaarding te Leipzig zo'n 150 cantates heeft gecomponeerd (gemiddeld meer dan één per week), vertraagt zijn tempo. In het voorjaar van 1726 pauzeert hij zelfs geheel, als componist althans, en vult hij zijn wekelijkse cantateverplichtingen met 18 cantates van zijn verre achterneef Johann Ludwig uit Meiningen, zo'n tien jaar eerder geschreven op weer tien jaar oudere teksten (1704), waarschijnlijk van zijn broodheer, de graaf Ernst Ludwig van Saksen-Meiningen. Deze teksten bevallen Sebastian blijkbaar zodanig dat hij, wanneer hij medio 1726 weer stevig begint te produceren, zelf een reeks van zeven cantates schrijft op teksten uit die bundel. Cantate BWV 187, Es wartet alles auf dich, behoort tot deze groep 'Meininger cantates', die als gemeenschappelijk kenmerk hebben dat ze uit twee delen bestaan: een oudtestamentische en een nieuwtestamentische bijbeltekst, elk gevolgd door een recitatief en een aria. Zo ontstaat een symmetrische structuur, met de nieuwtestamentische tekst in het midden:Het zijn ook allemaal tweedelige cantates, waarvan de eerste helft vóór en de tweede na de preek werd uitgevoerd.
Bach schreef BWV 187 voor de 7e zondag na Trinitatis, 4 augustus 1726, waarvoor de evangelietekst (Marcus 8:1-9) verhaalt hoe Jezus met zeven broden en een paar visjes een menigte van vierduizend mensen te eten geeft, waarna er nog zeven manden restanten overblijven. Dit verhaal komt in de cantate niet expliciet aan de orde, maar geeft de tekstdichter in Deel I aanleiding God in het algemeen te prijzen voor de vruchtbaarheid van de aarde, een tekst met enige actualiteit in tijden van hollende milieuvernietiging. Deel II roept de gelovige op tot een onbezorgd godsvertrouwen. Het kost de librettist weinig moeite om in het Oude en Nieuwe Testament daarbij passende teksten te vinden voor de delen (1) en (4).
Bach zelf rekende deze blijmoedige cantate blijkbaar tot zijn meest geslaagde composities, want toen hij een jaar of tien later zijn vier 'Lutherse Missen' assembleerde uit bestaande cantatedelen gebruikte hij maar liefst alle daarvoor in aanmerking komende delen (dus geen recitatieven en koralen) uit cantate 187 voor zijn 'Mis in g-klein' BWV 235.