J.S. Bach BWV 183 - Sie werden euch in den Bann tun
Koor en orkest van Bachcantates Tilburg stonden ditmaal o.l.v. Ramon van den Boom.
Solisten:
Enide Lebrocquy, sopraan
Fran van Lysebettens, alt
Adrian Fernandes, tenor
Laurens Macklon, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Cantate 183 behoort tot de negen cantates op teksten van de Leipziger dichteres Christiane Mariane von Ziegler, waarmee Bach noodgedwongen zijn tweede cantatejaargang afrondde toen hem plotseling de tekstdichter was ontvallen die hem de koraalparafrases leverde waarop hij zijn hele tweede jaargang had willen baseren. Als openingstekst voor 13 mei 1725, zondag Exaudi , tussen Hemelvaart en Pinksteren, kiest Von Ziegler dezelfde, aan de verplichte evangelielezing ontleende tekst als waarmee precies één jaar eerder de Exaudi-cantate BWV 44 begon: Johannes 16:2, een gedeelte uit de afscheidstoespraken van Christus (waarover de andere evangelisten niet berichten), waarin hij zijn volgelingen waarschuwt dat men hen na zijn vertrek c.q. Hemelvaart wellicht uit de synagoge zal bannen of zelfs zal willen doden, maar dat de Heilige Geest, wiens komst met Pinksteren wordt gevierd, hen daarbij tot steun en troost zal zijn.
Terwijl de eerste Exaudi-cantate de nadruk legt op het lijden dat de christenen te wachten staat, gaat BWV 183 vooral over hun vertrouwen en het uitzicht op hulp.
BWV 183 is een korte, compacte cantate: twee recitatief/aria-paren, gevolgd door een slotkoraal. Er is dus geen groot vierstemmig openingskoor; waarschijnlijk wilde Bach zijn zangers, die binnen een maand acht nieuwe cantates te vertolken hadden, enigszins ontzien. In de chronologie van de cantates valt op dat er voor het eerst sinds Pasen '25 weer een volwaardige solopartij voor de sopraan is; waarschijnlijk was Bachs solosopraan met Pasen afgezwaaid en kostte het enkele weken om een nieuwe klaar te stomen voor het grote werk.
Maar wat deze minder bekende cantate mist aan omvang wordt door haar kwaliteit ruimschoots gecompenseerd. Het meest opmerkelijk: de (gelijktijdige) inzet van maar liefst vier hobo's, twee oboi d'amore en twee oboi da caccia, een bezetting die we verder alleen in het tweede deel van het Weihnachts-Oratorium tegenkomen, als herdersinstrumenten in de Sinfonia. Daarnaast vraagt aria (2) om een violoncello piccolo, het instrument dat - anders dan de normale cello - over een hoge E-snaar beschikt, waarmee het de kloof tussen de altviool en de cello overbrugt en waarop snellere partijen in tenorligging kunnen worden gespeeld; van de viola pomposa, de grote altviool, verschilt het waarschijnlijk alleen in de speelwijze: tussen de benen of op de schouder (da spalla). Beide recitatieven in deze cantate hebben uitgebreide instrumentale begeleiding; geen ervan is secco, alleen door continuo begeleid.
De bijzondere instrumentatie leidt ertoe dat alle begeleidingen zich afspelen in de midden- of tenorligging. De vier vocale solopartijen daarentegen zijn van laag naar hoog gerangschikt, achtereenvolgens voor bas, tenor, alt en sopraan; dat symboliseert de inhoudelijk opgaande lijn van de cantate. Zoals gebruikelijk - en onderaan deze pagina geïllustreerd - brengt Bach wijzigingen aan in de teksten van mevrouw Von Ziegler; ze zijn inhoudelijk niet van groot belang.