Nederlandse Bachvereniging
Fabio Bonizzoni, dirigent
Matthias Winckhler (Jezus), bas
Maria Keohane (Ziel), sopraan
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bach schreef cantate 57 voor Tweede Kerstdag, 26 december 1725, maar van feestelijkheden of het kerstverhaal is hier niets te vinden. De reden: op 26 december wordt ook de heilige Stefanus herdacht, de eerste christelijke martelaar, zoals 27 december tevens Johannistag is, de naamdag van de evangelist Johannes. Volgens een mij onbekende regel (afhankelijk van de weekdag? in de oneven jaren?) werd zo nu en dan aandacht besteed aan deze subsidiaire wijding, waartoe de liturgie ook afzonderlijke schrift- en epistellezingen voorzag. Hoewel Bach BWV 57 dus expressis verbis voor Tweede Kerstdag bestemt ("Feria seconda nativitatis Christi", zie het facsimile hieronder) behandelt de cantatetekst het lijden van Stefanus als voorbeeld van de beproevingen die Christus' volgelingen in de wereld wachten en de beloning die hen daarvoor hiernamaals ten deel zal vallen.Zoals vaker in deze periode betrekt Bach zijn cantatelibretto uit een reeds uit 1711 daterende bundel van de Darmstadter hofpoƫet en -bibliothecaris Georg Christian Lehms (1684-1717), waarvan hij ook reeds in 1714 te Weimar gebruik had gemaakt. Lehms ontwerpt de cantate als een allegorische dialoog tussen twee personages: Christus en de ziel van de gelovige Seele of Anima. En dus componeert Bach volgens eigenhandig opschrift (zie onder) een Concerto in Dialogo, een dialoogcantate voor twee stemmen: de Vox Christi (bas) en de Anima (sopraan). Bach componeerde tien cantates, geheel of gedeeltelijk met dit reeds in de 17e eeuw populaire rollenspel; in zeven ervan staan Christus en de ziel tegenover elkaar maar in bijv BWV 60 en 66 ontmoeten we als personages Furcht en Hoffnung. Het genre benadert gevaarlijk dicht de opera, waarvan men in Leipzig niets moest hebben; vandaar dat Bach pas in zijn vierde jaar aldaar vier cantates (BWV 32, 49, 57 en 58) schrijft die geheel als dialoog zijn gestructureerd. Als bijkomende voorzorg zou je het feit kunnen beschouwen dat Christus en de Anima in de eerste van deze reeks, BWV 57, slechts in twee recitatieven samen optreden maar geen duet zingen.
Behalve een bas en een sopraan zijn alleen in het slotkoraal een alt en tenor nodig. De instrumentale bezetting omvat een continuogroep, strijkers en drie hobo's, twee gewone en de tuttiversie van de althobo, de taille; de hobo's hebben echter geen zelfstandige partijen, maar ondersteunen slechts - in de hoekdelen (1) en (6) - de strijkers.