Nederlandse Bachvereniging
Hans-Christoph Rademann, dirigent
Daniel Johannsen, tenor
Matthew Brook, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Met cantate 65 besloot Bach zijn eerste dertiendaagse kerstperiode te Leipzig, waarin hij (naast een heruitvoering van een Weimarer cantate, BWV 63) maar liefst vijf nieuwe cantates ten doop hield (de nrs 40, 64, 190, 153 en 65) plus een Sanctus (BWV 238) en de kerstversie van zijn Magnificat (BWV 243a); sommige uitvoeringen werden ook nog eens herhaald in de andere hoofdkerk (zie Bachs kerstagenda).
BWV 65 is geschreven voor het feest van Epifanie , de verschijning van Christus aan de drie Wijzen of Koningen, 6 januari 1724. De kerk leest op deze dag uiteraard het bekende verhaal uit het evangelie van Matteüs (2: 1-12) dat drie magiërs uit het oosten, op geleide van de ster van Bethlehem, de pasgeboren Jezus geschenken (mirre, wierook en goud) komen aanbieden. Maar belangrijker voor deze cantate is de epistellezing voor deze dag: de oudtestamentische passage in Jesaja 60:1-6, die voorspelt dat Israels beloofde Messias de belangstelling van alle volken zal trekken: zelfs uit Scheba/Saba zullen ze komen, in karavanen met kamelen, beladen met goud en wierook. Scheba (dat trouwens niet ten oosten maar ten zuiden van Jeruzalem lag, het huidige Yemen) was het legendarische rijke land waarvan de koningin ooit tonnen goud offreerde aan Israels Koning Salomo. Onderwerp van de cantate is de vraag wat wij die niet over zulke rijkdommen kunnen beschikken Christus te bieden hebben. En het antwoord zal zijn: ons hart en onze ziel.
De cantate bestaat uit driemaal twee delen, afgesloten met een slotkoraal (7). Eerst worden het oud- en nieuwtestamentische bericht met elkaar geconfronteerd (1, 2), dan legt de bas het uit (3, 4) en de tenor betrekt dat op de individuele gelovige (5, 6).
De cantate heeft een uitgebreide bezetting: naast de gebruikelijke strijkers en continuo spelen er twee blokfluiten, twee oboi da caccia en twee jachthoorns, corni da caccia (voetnoot), het instrument waarvan het gebruik aan koningen was voorbehouden en dat pas kort concertant werd gebruikt.