Soloists:
Soprano: Susanne Rydén
Countertenor: Steven Rickards
Tenor: John Elwes
Bass: Michael Schapper
Performed by Joshua Rifkin and The Bach Ensemble.
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Cantate 12 is een vroege cantate van Bach. Om precies te zijn: de tweede die hij componeerde sinds hij in maart 1714 aan het hertogelijk hof te Weimar was gepromoveerd tot concertmeester, een functie die hem verplichtte maandelijks een nieuwe cantate te componeren. (Bach verkreeg zijn promotie om te voorkomen dat hij de hem aangeboden functie als organist te Halle zou aanvaarden, waar hem eenzelfde verplichting c.q. kans werd geboden.)
BWV 12 ging in première op zondag 22 april 1714, de derde zondag na Pasen die in de Lutherse liturgische agenda Zondag Jubilate heet, zo genoemd naar de eerste woorden van de introïtuspsalm (Psalm 66:1-3), Jubilate Deo omnes terra. De titels van de drie cantates die Bach in de loop der tijd voor deze zondag componeerde getuigen overigens niet van een jubelstemming: Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen (1714, BWV 12), Ihr werdet weinen und heulen (1725, BWV 103) en Wir müssen durch viel Trübsal in das Reich Gottes eingehen (1728, BWV 146). Wel vertonen alle drie de cantates een ontwikkeling van lijden naar vreugde; ze volgen daarin de evangelietekst voor deze zondag (Johannes 16: 16-23), waarin Christus zijn discipelen verzekert dat angst en pijn in vreugde zullen verkeren.
Bachs librettist in Weimar was de theologisch onderlegde en poëtisch begaafde hofbibliothecaris Salomon Franck (1659-1725), die Bach van teksten voorzag van gemiddeld hogere kwaliteit dan waarover hij later in Leipzig kon beschikken.
BWV 12 getuigt van een onbevangen en gretig verkennen van allerlei nieuwe muzikale vormen, maar vertoont ook enkele meer gangbare kenmerken die ze deelt met BWV 182 en 172, die één maand eerder, resp. later zijn ontstaan: alledrie hebben ze nog twee afzonderlijke altvioolpartijen, er is slechts één recitatief dat het centrale bijbelwoord citeert of parafraseert (een functie die in Bachs latere cantates veelal door het openingskoor wordt vervuld), en dus staan er meerdere aria's direct achter elkaar: Franck had het nog niet zo op die nieuwerwetse recitatieven.
Wat de vorm betreft toont deze cantate dat de da-capostructuur (A-B-A), kortelings uit Italië geïmporteerd als typische vorm voor aria's, Bach blijkbaar muzikaal niet bevredigt. Hij gebruikt dit roestvrijstalen model in zijn zuivere vorm alleen voor een koor (2), terwijl hij er in alle drie de aria's de hand mee licht: de A-tekst komt reeds in het B-deel terug (4), de A-tekst wordt slechts verkort en direct na B herhaald (5), of de aria heeft een geheel andere structuur (A-A-B) (6).