Magnificat in D, ZWV 108
Kuhn Mixed Chorus
Prague Chamber Orchestra
Lubomir Matl, conductor
Pavel Kuhn, chorus master
Jana Jonasova, soprano
Marie Mrazova, contralto
Oefennummer. | ||
Magnificat in D major |
Bladmuziek: | ||
Magnificat in D major |
Jan Dismas Zelenka (1679 - 1745)
Over zijn leven is weinig bekend.
Vast staat dat hij Johann
Sebastian Bach en zonen persoonlijk heeft gekend en dat Bach hem tot
de belangrijkste componisten van zijn tijd rekende. Aan het begin van de
twintigste eeuw was zijn werk vrijwel geheel in de vergetelheid geraakt. Pas
sinds de jaren zeventig wordt zijn werk weer meer en meer uitgevoerd.
Zelenka ontving zijn eerste
muzieklessen waarschijnlijk van zijn vader, de cantor en organist van Louňovice
pod Blaníkem, nabij Praag.
Hij bezocht daarna zeer waarschijnlijk het Jezuïetencollege Collegium Clementinum te
Praag, waaraan hij in de periode 1704-1723 ook enkele composities leverde. In
1709 was hij als musicus verbonden aan de huishouding van de keizerlijke
stadhouder Johann Hubert Ritter von Hartig. In 1710-1711 verhuisde hij naar Dresden,
waar hij als bassist in de hofkapel van August de Sterke
werd aangenomen. Dit orkest, waaraan Zelenka voor de rest van zijn leven
verbonden bleef, groeide gaandeweg uit tot een van de beste orkesten van
Europa.
De jaren 1716-19 stonden voor
Zelenka in het teken van studie en verdieping. Veel blijft over deze periode
onduidelijk. Zelenka maakte studiereizen naar Wenen en naar Italië. Hij bezocht
in deze jaren Venetië, waarvoor in 1715 in de hofkas geld vrijgemaakt werd. En
was enige tijd leerling van de componist Antonio Lotti.
Ook Alessandro
Scarlatti zou hem les gegeven hebben. In elk geval verbleef hij
vanaf 1716
met grote regelmaat in Wenen,
waar hij in contrapunt
les kreeg van de in zijn tijd vermaarde keizerlijke kapelmeester Johann Joseph Fux.
In Wenen gaf Zelenka zelf ook les in contrapunt aan Johann
Joachim Quantz.
Terug in Dresden nam Zelenka vanaf 1719 - samen met
kapelmeester Johann David
Heinichen - de taak op zich de composities te verzorgen voor de
nieuw gebouwde hofkerk van Augustus de Sterke, die katholiek was geworden om de
troon van Polen te kunnen verwerven. Vanaf 1720 groeide Dresden onder hun
handen uit tot het centrum van katholieke kerkmuziek in de Duitstalige landen.
Zelenka's belangrijkste composities uit deze jaren zijn de 27 Responsoria
pro Hebdomada Sancta (ZWV 55) en zijn tegenwoordig bekendste werk, de zes
triosonates (ZWV 181). Van deze vooruitstrevende kamermuziek is de structurele
en thematische complexiteit in deze periode alleen te vergelijken met het werk
van Johann
Sebastian Bach.
In 1721-22 bezocht Zelenka Praag.
In 1723 ontving hij van het Collegium Clementinum de opdracht om een Melodrama
de Sancto Wenceslao (ZWV 175) te componeren ter gelegenheid van de kroning van keizer Karel VI
tot koning van Bohemen. De uitvoering in september 1723 in het bijzijn van het
keizerlijke echtpaar werd voor Zelenka een artistieke triomf. Misschien ook in
samenhang met de kroningsfeesten ontstonden in 1723 een aantal orkestwerken
(ZWV 186-189).
In 1726 begon Zelenka een lijst
op te stellen van zijn composities. Ondanks zijn grote inzet voor de Dresdense
hofkapel in deze jaren (hij nam veelvuldig de plaats in van de ziekelijke
kapelmeester Heinichen) behield hij het magere salaris van een gewoon
orkestlid. Toen Heinichen in 1729 stierf, nam Zelenka al diens
verantwoordelijkheden op zich. Het is uit enkele petities aan zijn werkgever
duidelijk dat de componist vergeefs verwachtte dat hij Heinichen zou opvolgen.
Waarschijnlijk omdat hij de modieuze nieuwe opera in zijn stad wilde
bevorderen, benoemde de Dresdense Saksische keurvorst en Poolse koning in 1733
niet de traditionele Zelenka, maar de jongere aanstormende operacomponist Johann Adolf
Hasse tot kapelmeester. In plaats daarvan ontving de oudere
componist enkele jaren later de benoeming van hofkomponist en in 1735 van
„Kirchen-Compositeur“ en daarmee een verhoging van zijn salaris.
Vanaf 1733 liep de compositorische activiteit van
Zelenka snel terug. Zijn gezondheid liet vanaf 1735 waarschijnlijk steeds meer
te wensen over. Er zijn aanwijzingen dat hij betrokken raakte in een slepende
rechtszaak. Desondanks ontstonden in deze jaren zijn belangrijkste werken: vijf
missen, waaronder de drie zogenaamde Missae Ultimae (1740-1741).
Hij stierf in 1745, ongehuwd,
enkele dagen voor Kerstmis.
Er is geen enkel schilderij of afbeelding van hem bekend. Ook over zijn persoon
is vrijwel niets bekend.
bron:wikipedia