Cantata BWV 25 Trinity XIV, «Es ist nichts Gesundes an meinem Leibe »
Raphaël Pichon, Ensemble Pygmalion
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
De krasse titeltekst weerspiegelt niet slechts het barok-piëtistische levensgevoel in Bachs tijd, maar de veel algemener bijbelse notie dat ziekte een gevolg is van zonde en dat het geloof in God en Jezus Christus genezing zal brengen. Zo heette het reeds in het Oude Testament 'Ik ben de heer, uw heelmeester' (Exodus 15:26). Deze gedachte komt terug in de voorgeschreven evangelielezing van de veertiende zondag na Trinitatis (29 augustus 1723) waarvoor Bach cantate 25 componeerde, Lucas 17: 11-19, de wonderbaarlijke genezing van tien melaatsen door Jezus, met de woorden 'Uw zonden zijn u vergeven'. Lichamelijke klachten (maar deel (2) noemt ook wellust, eerzucht en inhaligheid) gelden dus als metafoor voor de ene spirituele ziekte: het zondige leven. Het lichaam als beeld van de ziel.
Zoals zo vaak weten we niet wie in deze cantate als Bachs tekstdichter fungeerde, maar wel kunnen we zien dat z/hij zich heeft gebaseerd op een veel uitgebreidere cantatetekst uit 1720 van Johann Jacob Rambach (1693-1735), theoloog te Halle.
BWV 25, gecomponeerd in Bachs eerste seizoen te Leipzig, heeft een buitensporig grote en kleurrijke instrumentale bezetting: naast de gebruikelijke continuo- en strijkersgroepen twee hobo's (die trouwens uitsluitend colla parte met de violen spelen), drie blokfluiten, drie trombones en hun sopraaninstrument, de cornetto of zink . Deze enorme bezetting wordt waarschijnlijk verklaard door de praktische omstandigheid dat zij ook de volgende dag moest optreden in cantate 119, bij de - veel belangrijker - Ratswechsel, de installatie van de nieuwe gemeenteraad, en hier dus vast kon warm draaien.