Nederlandse Bachvereniging
Jos van Veldhoven, dirigent
Maria Keohane, sopraan
Damien Guillon, alt
Thomas Hobbs, tenor
Sebastian Myrus, bas
Oefennummers: |
BWV 249 Oster-Oratorium |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bachs paasoratorium kreeg zijn uiteindelijke vorm pas na een voorgeschiedenis van wijzigingen en uitvoeringen die zich over bijna 25 jaar uitstrekt. Pas in Bachs geheel opnieuw uitgeschreven partituur van rond 1738 kreeg het de titel 'Oratorium', die het deelt met de eveneens in de jaren ‘30 gecomponeerde Weihnachts- en Himmelfahrts-oratoria, maar het verdient deze benaming slechts ternauwernood, want aan dit elfdelige stuk ligt weliswaar een bijbelse handeling ten grondslag (de ontdekking van Christus' lege graf door de discipelen Petrus (T) en Johannes (B) en de vrouwen Maria Magdalena (A) en Maria, de moeder van Jacobus (S)), maar over dit gebeuren wordt niet (zoals in de andere oratoria, en de passies) verslag gedaan door een Evangelist die de bijbeltekst in Luthers vertaling volgt, maar in vrij gedichte recitatiefteksten uit de mond van de vier handelende personen zelf, op basis van wat de verschillende evangeliën - soms tegenstrijdig - daarover berichten. Als werk waarin de handeling niet wordt verteld maar geacteerd door betrokkenen lijkt het daarom op een naar de opera verwijzend religieus Dramma per Musica en moet je het plaatsen in de oude middeleeuwse traditie van de Passie- en Paasspelen, waar Luther trouwens niet zo van gediend was. Nog een opmerkelijk kenmerk: de verrezen Christus, die na zijn opstanding uit de dood toch volgens de evangelisten bij diverse gelegenheden zijn discipelen weer ontmoet, komt niet in het stuk voor.
De eerste versie van Kommt, eilet und laufet, ihr flüchtigen Füße werd uitgevoerd op 1 april 1725 en was toen een ‘parodie' (d.w.z. zelfde muziek, nieuwe tekst) van de dramatische gelukwenscantate Entfliehet, verschwindet, entweichet, ihr Sorgen (BWV 249a), die Bach vijf weken eerder (23 februari 1725) uitvoerde als Tafelmusik voor de 44ste verjaardag van Hertog Christian von Sachsen-Weissenfels.
Entfliehet, verschwindet is een ‘dramatische' cantate omdat er handelende personages in figureren, in dit geval vier antieke herders (Doris, Sylvia, Damoetas en Menalcas), die hun kudde in de steek laten om de hertog te gaan feliciteren, reden waarom de cantate bekend staat als Schäferkantate. Het libretto ervan liet zich moeiteloos omvormen tot een Oster-Oratorium waarin twee vrouwelijke en twee mannelijke volgelingen van Jezus zich naar het lege graf spoeden en zich in Christus' opstanding verheugen. De veronderstelling ligt voor de hand dat Bach zijn tekstdichter Picander (met wie hij bij deze gelegenheid voor het eerst samenwerkte) bij voorbaat al de opdracht gaf tot twee metrisch en affectief congruente libretti, zodat Bach voor het Oster-Oratorium slechts nieuwe recitatieven hoefde te componeren en het aan zijn kopiïsten kon overlaten om de tweede tekst onder de ongewijzigde muziek van aria's en koren te noteren. Onderaan deze bespreking staat een tekstvergelijking. (De Schäferkantate werd in 1726 opnieuw geparodieerd tot de verjaardagscantate Verjaget, zerstreuet, zerrüttet, ihr Sterne (BWV 249b) voor graaf Joachim Friederich Flemming, de gouverneur van Leipzig en één van Bachs machtigste supporters.)