Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Liebster Jesu, mein Verlangen BWV 32 - Van Veldhoven | Nederlandse Bachvereniging
Nederlandse Bachvereniging
Jos van Veldhoven, dirigent
Monika Mauch, sopraan
Stephan MacLeod, bas
Toelichting:
Nadat Bach in zijn eerste twee Leipziger jaren wekelijks een nieuwe cantate heeft gecomponeerd, komt zijn derde jaargang in wat rustiger tempo tot stand. Vanaf juni 1725 schrijft hij gemiddeld slechts één nieuwe cantate per twee weken. Voor de eerste zondag na Epifanie (Driekoningen, 6 januari) in 1726 schrijft hij cantate 32, Liebster Jesu, mein Verlangen.
De tekst voor deze cantate, die op 13 januari 1726 in première ging, ontleent Bach aan een bundel cantateteksten die de Darmstadter bibliothecaris Georg Christian Lehms in 1711 vervaardigde voor de plaatselijke hofcomponist Christoph Graupner, een bundel waarover Bach, gezien een cantate uit zijn Weimarer periode (BWV 54) reeds in 1714 kon beschikken en waaruit hij in totaal tien teksten in voornamelijk Leipziger cantates verwerkte, waaronder BWV 57 die drie weken eerder, op Tweede Kerstdag 1725 in Leipzig klonk.
Lehms' tekst sluit aan op de evangelietekst voor de zondag na Epifanie, Lucas 2: 41-52, het verhaal van de twaalfjarige Jezus die, met zijn ouders op pelgrimage naar Jeruzalem, ineens is verdwenen en pas na enkele dagen door zijn ouders in de tempel wordt teruggevonden, wijze woorden wisselend met Joodse geleerden: 'Wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader behoor te zijn?'  Lehms verwerkt dit verhaal van een naar hun kind zoekende ouders allegorisch en dramatiseert het tot een tweegesprek tussen een gelovige ziel (Anima) die naar haar Heer zoekt en Christus. Bach ontwerpt zijn cantate daarom als een  concerto in dialogo voor twee solostemmen, de sopraan (Anima) en de bas (Christus). Lehms' cantate voorziet slechts in recitatieven en aria's, overeenkomstig de in het begin van de achttiende eeuw door de theoloog Erdmann Neumeister geïnitieerde mode van door de Italiaanse opera geïnspireerde cantates; Bach corrigeert dat concept door er zelf een slotkoraal aan toe te voegen, wat daarmee het enige is dat het koor in deze solocantate te doen staat.
Terwijl het dialoogkarakter van Bachs ‘dialoogcantates' nogal eens te wensen overlaat, volgt BWV 32 het concept zorgvuldig: eerst maken we kennis met de afzonderlijke dialoogpartners, de wanhopig zoekende Anima in aria (1) en de gezochte Christus in recitatief (2) en aria (3) waarna het geluk van het terugvinden samen wordt gevierd in echte, gestileerde tweegesprekken, recitatief  (4) en duet (5).

Terug naar de inhoud