Nederlandse Bachvereniging
Jos van Veldhoven, dirigent
Miriam Feuersinger, sopraan
Alex Potter, alt
Thomas Hobbs, tenor
Stephan MacLeod, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
In het spoor van de negentiende-eeuwse Bachausgabe plachten wij een onderscheid te maken tussen 'solocantates' en cantates waaraan een koor te pas komt, waarbij cantates zoals BWV 42, waar 'het koor' slechts een slotkoraal te zingen heeft, tot de solocantates worden gerekend. Wij weten inmiddels dat deze onderscheidingen op Bachs uitvoeringspraktijk niet van toepassing zijn. Zijn concertisten zongen aria's, koren en koralen. Wanneer er, zoals vandaag, vier solopartijen (aria's en recitatieven) zijn, verandert het aantal zangers niet wanneer er een koor of koraal wordt toegevoegd. Aria's, duetten, terzetten en koren werden bij Bach door één 1, resp. twee, drie of vier zangers uitgevoerd; hij had niet de mogelijkheid, en waarschijnlijk ook niet de behoefte, om voor een 'koor' ineens twintig of tachtig zangers te laten opdraven. Er is dus ook geen reden om te veronderstellen dat Bach, door géén openingskoor te componeren in zijn, voor de zondag na Pasen (Zondag Quasimodogeniti, 8 april 1725) bestemde BWV 42, zijn 'koor' zou hebben willen ontzien na de inspannende paasmarathon: de Johannes-Passion (2e versie) op Goede Vrijdag, het Oster-Oratorium en de cantates BWV 6 en 4 op de drie Paasdagen. In BWV 42 moeten al Bachs concertisten presteren, zij zingen alleen geen gezamenlijk koor.
Het ongebruikelijk grote aantal kopiïsten dat - op nogal chaotische wijze - betrokken was bij het uitschrijven van de - nog steeds bewaard gebleven - partijen suggereert wel dat de cantate onder grote tijdsdruk tot stand kwam en Bach waarschijnlijk om die reden van een openingskoor afzag, ten gunste van een instrumentale sinfonia die hij vermoedelijk reeds in Köthen had gecomponeerd.