Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J.S. Bach / Aus tiefer Not schrei ich zu dir, BWV 38 (Herreweghe)
Soloists:
Soprano -- Carolyn Sampson
Alto (Countertenor) -- Daniel Taylor
Tenor -- Mark Padmore
Bass -- Peter Kooy
Performed by Philippe Herreweghe and Collegium Vocale Gent (Harmonia Mundi: 2005).
Toelichting:
Bach componeerde deze koraalcantate voor de 19e oktober 1724 op basis van één van de oudste en populairste koralen die Martin Luther samen met zijn muzikale compaan Johann Walther in 1524 in het Geystlich Gesangk Buchleyn te Wittenberg had publiceerd. Aus tiefer Not schrei ich zu Dir is een berijmde parafrase van Psalm 130, die we ook in zijn Latijnse versie als De profundis clamavi kennen. Het lied werd tijdens Luthers begrafenis gezongen. Het ligt ook ten grondslag aan de oudste cantate die we van Bach kennen, BWV 131, Aus der Tiefen uit 1707.
Dit lied uit de dageraad van de Reformatie behoorde standaard bij de éénentwintigste zondag na Trinitatis, waarvoor Bach de cantate van vandaag schreef; de bijbehorende evangelielezing was Johannes 4: 46-54, het verhaal van de hoveling wiens zoon op sterven ligt, maar door Jezus wordt genezen. De cantate behandelt de centrale lutherse notie dat voor de zondige mensheid genade uitsluitend bij God en dus niet in allerlei rituele verrichtingen te vinden is.
Zoals in koraalcantates gebruikelijk volgt Bach in het openingskoor en het slotkoraal letterlijk de koraaltekst; de tussenliggende  recitatief- en aria-teksten zijn bewerkingen van de ‘binnenverzen'.
Bij al die koraalcantates van Bachs tweede jaargang zult u zich ongetwijfeld vroeg of laat afvragen waarom die binnenverzen, die toch al metrisch en berijmd zijn, zo nodig moeten worden omgedicht, poëtisch geparafraseerd. Waren de oorspronkelijke koraalteksten niet zonder meer geschikt voor recitatieven en aria's? Een eerste argument is de mogelijkheid om de evangelielezing in de cantatetekst te betrekken. Maar er is meer. De consequente ritmiek, metriek en verslengte van koraalteksten is hinderlijk voor de vrije declamatie van recitatieven, die daardoor in een ongewenste cadans dreigen te vervallen; en voor aria's geldt dat de koraalteksten zich in het algemeen niet zullen lenen voor het hernemen van de eerste regels in een da-capostructuur. De ‘ongeschiktheid' van de oude liedteksten blijkt echter vooral inhoudelijk van aard. De min of meer klassieke koralen ontberen meestal het piëtistische sentiment en de affectgeladen inhoud waaraan Bachs tijd, zijn superieuren en toehoorders behoefte hadden. Dat blijkt het scherpst wanneer je de oudste koraalteksten, die van Luther zelf, vers voor vers vergelijkt met wat Bachs tekstdichter er van maakt. Dan zie je bijvoorbeeld in de tekst van vandaag dat hij hoofdzakelijk Sündengreuel, ein geängstigtes Gemüte, Leiden, Trübsal, Ketten, Unglück, Satans Trug und List en een Nacht der Not und Sorgen toevoegt aan de van origine veel gedragener en theologisch diepergaande Lutherteksten. De oorspronkelijke teksten zijn, als ik mij een waardeoordeel mag permitteren, eigenlijk veel sterker.

Terug naar de inhoud