Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: Gott fähret auf mit Jauchzen (BWV 43) (Herreweghe)
Collegium Vocale Ghent Philippe Herreweghe
Barbara Schlick, soprano
Catherine Patriasz, alto
Christoph Prégardien, tenor
Peter Kooy, bass
Toelichting:
Cantate 43 ontstond voor Hemelvaart in het jaar 1726 (30 mei). Dat is het jaar waarin Bach als componist grote pauzes nam, nadat hij in zijn eerste Leipziger jaren vrijwel wekelijks een nieuwe cantate had geschreven. Gedurende 1726 voert Bach o.m. achttien cantates uit van zijn zeer verre achterneef Johann Ludwig Bach (1677-1731); hun overgrootvaders waren broers. Ludwig was cantor, kapelmeester en componist aan het hof te Sachsen-Meiningen, de 'Meininger Bach'. Hij is de componist van het thans niet meer aan Sebastian toegeschreven BWV 15. De achttien cantates die Ludwig omstreeks 1710 componeerde en die Sebastian in 1726 uitvoerde (en bewaarde, waardoor deze als enige resteren van Ludwigs ongetwijfeld omvangrijk cantateoeuvre) zijn gebaseerd op een in 1704 gepubliceerde jaargang cantateteksten, vermoedelijk van de hand van zijn principaal, hertog Ernst-Ludwig von Sachsen-Meiningen.
Wanneer Bach voor Hemelvaart 1726 weer voor het eerst sinds drie maanden een nieuwe cantate componeert, kiest hij een tekst uit deze dan ruim twintig jaar oude bundel. Al deze teksten bestaan uit twee delen, elk beginnend met een bijbeltekst, resp. uit het Oude en het Nieuwe Testament. De voor Hemelvaart bestemde tekst verschilt in zoverre van de meeste andere, dat het nieuwtestamentische bijbelcitaat niet het begin van de tweede helft markeert maar nog als (4) in Deel I staat en wordt gevolgd door maar liefst zes teksten die eruit zien als coupletten van een ons verder niet bekend lied, wellicht oorspronkelijk door dezelfde auteur als zelfstandige liedtekst geschreven; de coupletten hebben de uit de koralen bekende Bar-vorm: tweemaal twee regels Aufgesang, gevolgd door een Abgesang van drie regels (AAB). Dat zijn dus zes metrisch identieke, zevenregelige en rijmende teksten: niet ideaal voor een gevarieerde cantate. Wel zorgen ze, met het daaraan toegevoegd slotkoraal, voor een bij het Hemelvaartsfeest passende lengte van elf delen, verdeeld over vijf vóór en zes na de preek. Bach bestemt een recitatief/aria-paar voor elk van zijn vier concertisten, met een extra, afsluitend recitatief (10) voor de sopraan.
De Meininger bundel van 1704 is één van de vroegste voorbeelden van ‘moderne' cantatelibretti, die niet alleen bijbel- en koraalcitaten bevatten, maar ook vrij gedichte teksten voor recitatieven en aria's: uit de Italiaanse opera overgewaaide vormen die toen pas kort in kerkcantates toelaatbaar werden geacht. Maar de vermoedelijke auteur, hertog Ernst-Ludwig, biedt nog geen teksten die geschikt zijn voor da-capoaria's, met een hoofdgedachte die na een middendeel herhaald kan worden. BWV 43 bevat dan ook geen enkele da-capoaria, en het is daarom interessant te zien hoe Bach, behalve door de bezetting, eenheid en verscheidenheid in de vier aria's aanbrengt. Alle aria's bestaan uit drie door een instrumentaal ritornel gescheiden en omlijste vocale passages, maar verdelen de tekst verschillend: (3) laat de integrale tekst driemaal klinken (X-X-X), (5) herhaalt alleen de eerste paar regels (X-X-Y), (7) herhaalt de laatste regels (X-Y-Y) en (9) deelt de tekst in drieën (X-Y-Z).
De recitatieven bespreken achtereenvolgens de situatie tussen opstanding en Hemelvaart (2), de Hemelvaart (4), Christus als held en overwinnaar van Satan (6), zijn kroning en zetel naast God (8) en Christus als toevluchtsoord voor behoeftigen (10). Terwijl in het eerste deel van de cantate een objectiverend verslaggeversperspectief overheerst, kiest Deel II een subjectiever benadering. Door het ontbreken van da-capoaria's zijn de elf delen tamelijk compact en duurt BWV 43 nauwelijks langer dan een 'normale' zesdelige cantate.

Terug naar de inhoud