Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: Schauet doch und sehet, ob irgend ein Schmerz sei (BWV 46) (Koopman)
Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Bogna Bartosz, alto
Jörg Dürmüller, tenor
Klaus Mertens, bass
Toelichting:
Wanneer Bach tien weken werkzaam is te Leipzig, en zijn zelfopgelegde compositorische weektaak viermaal heeft verlicht door reeds te Weimar gecomponeerde cantates te hergebruiken, schrijft hij voor de negende en tiende zondag na Trinitatis twee magistrale cantates, BWV 105 en 46, die in diverse opzichten met elkaar verwant zijn.
BWV 46, voor 1 augustus 1723, sluit aan op de evangelielezing voor die zondag, waarin Jezus de verwoesting van Jeruzalem voorspelt (die, toen de evangeliën werden opgetekend, inmiddels had plaats gevonden in het jaar 70, door de romeinse keizer Titus) en treurt over de zondige toestand waarin hij de stad aantreft en die hij als oorzaak van haar komende teloorgang aanwijst. In Bachs tijd werd het verslag van deze belegering van Jeruzalem door de Joods-Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus nog steeds gelezen tijdens de vespers van de tiende zondag na Trinitatis, waarbij de gelovigen de beelden van de nog altijd in hun collectieve geheugen gegrifte verschrikkingen van de Dertigjarige Oorlog voor ogen zullen hebben gestaan.
Bachs onbekende tekstdichter sluit zich aan bij Jezus' klaaglied over Jeruzalem met de woorden van het Klaaglied van de profeet Jeremia over de vorige verwoesting van Jeruzalem, door de Babylonische koning Nebukadnezar in 587 voor Christus: Kijk toch en zie met welke ellende God mij heeft bestraft (Klaagliederen van Jeremia 1:12). De cantatetekst wijst (in recitatief (2)) nog verder in de geschiedenis terug, naar de stad Gomorra, die volgens Bijbel en Koran ondanks protesten van aartsvader Abraham door God werd verwoest wegens haar zondige levenswandel (Genesis 19:28).
Het feit dat het steeds Joden zijn die deze betreurde steden bewoonden en wier gedrag Gods verwoestende toorn opriep, die vervolgens zo plastisch door Bach wordt uitgebeeld (in deze cantate en bijv. in de Johannes-Passion) heeft tot nogal wat discussie geleid over Bachs vermeende anti-joodseopvattingen [*]; de cantatetekst maakt echter (in (4)) duidelijk dat hier alle beschuldigingen en vermaningen over de hoofden van de toenmalige inwoners van Jeruzalem heen zijn geadresseerd aan de contemporaine christenen: O Sünder, bildet euch nicht ein, es sei Jerusalem allein ....
De instrumentale uitrusting van BWV 46 is, voor een gewone zondag, buitengewoon uitgebreid: behalve de gebruikelijke strijkers en het continuo twee blokfluiten, twee oboi da caccia en een 'tromba o corno da tirarsi', dat wil zeggen een schuiftrompet (tromba da tirarsi) of -hoorn, waarvan de notenvoorraad niet beperkt is tot de reeks natuurtonen dankzij een uitschuifbaar mondstuk, zoals bij trombones.

Terug naar de inhoud