Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Ich bin vergnügt BWV 84 - Bonizzoni | Nederlandse Bachvereniging
Nederlandse Bachvereniging
Fabio Bonizzoni, dirigent en orgel
Maria Keohane, sopraan
Barnabás Hegyi, alt
Robert Buckland, tenor
Matthias Winckhler, bas
Toelichting:
Cantate 84 is een solocantate voor sopraan, die alleen voor het slotkoraal een beroep doet op - zoals Bach voorschrijft - drie ripiënisten, tuttizangers. Ze werd gecomponeerd voor Zondag  Septuagesima (9 februari) 1727, de eerste van de drie vóór-Vastenzondagen, waarin de vastentijd al zijn schaduwen vooruit werpt. BWV 84 behoort tot de groep van twaalf solocantates die Bach na de zomer van 1726 schreef, waartoe ook een andere sopraancantate (BWV 52) behoort en de twee bekende cantates voor bassolo, de "Kreuzstab-cantate" (BWV 56) en Ich habe genung (BWV 82), die twee weken eerder in première ging. BWV 84 is bovendien de laatste cantate die Bach - na zijn eerste vier intensieve jaren in Leipzig - schrijft voordat hij voor maanden zijn ganzenveer vaarwel zegt en o.m. cantates van zijn verre achterneef Johann Ludwig Bach uitvoert.
De evangelielezing waarop een cantate voor zondag Septuagesima dient te reflecteren is Matteüs 20: 1-16, de parabel van de werkers in de wijngaard, die protesteren dat hun gecontracteerde loon onverminderd wordt uitgekeerd aan collega's die minder uren hebben gemaakt. Moraal: voor God zijn mensen gelijk, ongeacht hoeveel ze hebben gewerkt. In 1724 schreef Bach voor deze zondag Nimm was dein ist und gehe hin (BWV 144) en ook nu weer vertrekt het libretto bij de jaloezie van de rechtvaardig beloonden. Maar de pointe is niet zozeer bescheidenheid en soberheid in materiële zin als wel toewijding aan God en aanvaarding van wat hij beschikt. De woorden vergnügt en Glücke uit de titeltekst hadden destijds een neutralere, minder uitgesproken positieve betekenis waardoor een goede vertaling thans zou moeten luiden 'ik ben tevreden met mijn lot'.
Wij weten niet zeker wie de cantatetekst schreef, maar wel dat Picander, Bachs tekstdichter van de Matthäus-Passion die voorjaar 1727 voor het eerst werd uitgevoerd, in 1728, een jaar later dus, een cantatetekst voor Zondag Septuagesima heeft geschreven (die in de jaren ‘30 door Bachs zoon Carl Philipp Emanuel op muziek werd gezet) die enige gelijkenis vertoont met het libretto van BWV 84 (tekstvergelijking). Het meest opvallende verschil is de beginregel: Ich bin vergnügt mit meinem Stande; deze tekst is dus een nadrukkelijker anti-revolutionaire verdediging van de standenmaatschappij dan die van BWV 84; Picanders vierde regel ontraadt de toehoorders ook zich großen Dinge in het hoofd te halen. Bachs tekst staat, met zijn gerichtheid op God, iets minder haaks op het emancipatie- en vooruitgangsdenken van de destijds opkomende Verlichting. Wat de relatie tussen beide teksten is blijft gissen. Ongeveer gelijktijdig schrijft Bach ook zijn wereldlijke cantate Ich bin in mir vergnügt (BWV 204) waarin ook Zufriedenheit het centrale begrip is.
Wel lijkt onmiskenbaar dat Bach dit libretto als een solocantate verkoos te componeren, omdat de tekst stelselmatig vanuit een eerste persoon spreekt: Ich (...), mir (...), meine (...). Dat geldt ook voor BWV 82. En in overeenstemming met de strekking van het libretto is ook Bachs compositie zelf een oefening in bescheidenheid: de eenzame solist wordt slechts begeleid door een hobo, strijkkwartet en orgel. Maar met deze minimale bezetting schrijft Bach wel weer een rijke en gevarieerde cantate. De formele gelijkenis met de Italiaanse cantata da camera is voor Bach aanleiding BWV 84 bij hoge uitzondering als 'Cantata' aan te duiden; normaliter noemt hij ‘cantates' 'Motetto' of 'concerto' of 'Kirchenstück'.  Maar de veronderstelling dat we hier te doen hebben met een "geistliche Hausmusik" die zou zijn geschreven voor Bachs echtgenote en professionele sopraan Anna Magdalena wordt tegengesproken door de bestemming voor Zondag Septuagesima, kerkmuziek dus, en daarin speelden vrouwen geen rol.
De cantatetekst onderscheidt zich van veel andere door de afwezigheid van treurnis, klachten, doodsangst, boetedoening en zondebesef; daarvoor in de plaats een tamelijk moralistische oproep tot een deugdzaam en sober leven, in dankbaarheid jegens God.
Achtereenvolgens richt de tekst zich op God (2), de naaste (3) en de dood (4).

Terug naar de inhoud