Soprano
Detlef Bratschke (Knabenchor Hannover)
Alto
Paul Esswood
Tenor
Kurt Equiluz
Bass
Max van Egmond
Knabenchor Hannover - Heinz Hennig
Collegium Vocale Gent - Philippe Herreweghe
Leonhardt-Consort - Gustav Leonhardt
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bach schreef zijn cantate 91 voor Eerste Kerstdag 1724, dus in zijn tweede ambtsjaar te Leipzig. Het was zijn eerste nieuwe cantate sinds drie weken, want tijdens de aan Kerstmis voorafgaande adventsperiode, die in Leipzig werd beschouwd als een periode van inkeer en boetedoening, diende althans de concertante muziek te zwijgen en werden er dus van Bach geen nieuwe cantates verwacht. Maar deze tempus clausum zal Bach hard nodig hebben gehad om zich voor te bereiden op de kerst-twaalfdaagse waarin van hem maar liefst zeven cantates werden verwacht, waarvan hij zich had voorgenomen ze niet alleen eigenhandig te componeren, maar dat ook te doen volgens het hooggegrepen en bewerkelijke stramien van de ‘koraalcantates' waaruit zijn tweede cantatejaargang zou bestaan.
Het koraal Gelobet seist du, Jesu Christ waarop BWV 91 is gebaseerd, is het voor Eerste Kerstdag voorgeschreven Hauptlied, een Lobgesang von der Geburt unsers Herrn Jesu Christi van zeven strofen, dat Martin Luther precies tweehonderd jaar eerder, in 1524, publiceerde in de eerste protestantse gezangenbundel, als bewerking van de tiende-eeuwse, voorreformatorische hymne Grates nunc omnes reddamus (hiernaast), die hij aanvulde met zes eigen coupletten.
Conform Bachs formule voor de koraalcantates wordt de tekst van Luthers lied ongewijzigd gebruikt in het openingskoor (1) en het slotkoraal (6); de overige coupletten parafraseert Bachs librettist tot recitatief- en ariateksten, waarbij hij in recitatief (2) bovendien Luthers tweede vers integraal citeert. Ook de koraalmelodie speelt in deze drie delen een belangrijke rol.
Het instrumentale ensemble voor deze cantate omvat behalve strijkers en drie hobo's de bij een feestdag passende koperblazers; in dit geval geen trompetten, maar twee hoorns (in G) en pauken. Opmerkelijk is dat ook de derde hobopartij voor een gewone hobo is bestemd en niet voor de een kwart lager gestemde althobo (‘taille'), die meestal optreedt wanneer de hobo's - zoals hier - als groep (‘korisch') worden ingezet; dat blijkt ook het geval in het Sanctus dat op deze 25e december (ook nog!) in première ging en later in de Hohe Messe terechtkwam.
De evangelielezing voor Eerste Kerstdag is uiteraard de bekende geschiedenis van Christus' geboorte in een stal te Bethlehem, volgens Lucas 2: 1-14; hoewel cantates in Leipzig aan die pericoop van de dag behoorden te refereren, gebeurt dat hier, zoals wel vaker in koraalcantates, nauwelijks. Die geschiedenis dient slechts als onuitgesproken decor; er wordt zijdelings naar verwezen met het woord Krippe in de delen (2) en (3) en het engelenkoor in (5). Thema van de cantate is het contrast tussen de heerlijkheid van God en de menselijke armoede waarin zijn Zoon zich begeeft.