Nederlandse Bachvereniging
Lars Ulrik Mortensen, klavecimbel en leiding
Lauren Armishaw, sopraan
Maarten Engeltjes, alt
Markus Schäfer, tenor
Thomas Bauer, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Pas nadat Bach in zijn eerste vier Leipziger jaren vrijwel drie cantatejaargangen had voltooid, schreef hij zijn eerste cantates op teksten van de postbeambte Christian Friedrich Henrici, die wij kennen als tekstdichter Picander van de Matthäus-Passion en het Weihnachts-Oratorium. Deze publiceerde zelf in 1728 een jaargang cantateteksten, bedoeld voor toonzetting door de unvergleichliche Herr Capell-Meister Bach, maar wij kennen slechts acht cantates van Bach op deze teksten (waaronder BWV 156), zodat betwijfeld moet worden of Bach ooit een complete Picander-jaargang heeft gecomponeerd.
BWV 156 behoort tot de circa vijftig ‘solocantates' (globaal te vinden in de BWV-tientallen 50, 80, 150 en 160), waarin het vierstemmige koor slechts een slotkoraal zingt, en soms zelfs dat niet. Zij is bestemd voor de derde zondag na Epifanie (Driekoningen) en werd waarschijnlijk voor het eerst uitgevoerd op 23 januari 1729. In de evangelielezing voor deze dag, Matteüs 8: 1-13, vraagt een ‘melaatse', een leprapatiënt, Jezus om genezing, doch slechts 'indien u dat wilt'. Deze van een sterk geloof getuigende woorden vormden de basis van Bachs vroegere cantates voor deze zondag: Herr, wie du willt (BWV 73, 1724), Was mein Gott will (BWV 111, 1725) en Alles nur nach Gottes Willen (BWV 72, 1726) en ook voor BWV 156, al blijkt dat niet uit de titel; deze - of gelijksoortige - woorden openen en besluiten wel de belangrijke aria (4) en het slotkoraal (6).