Nederlandse Bachvereniging
Hans-Christoph Rademann, dirigent
Zsuzsi Tóth, sopraan
Matthew Brook, bas
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Van de solocantate voor bas BWV 158 is ons geen noot in Bachs handschrift overgeleverd, zodat deze veel vragen oproept, tot en met de vraag of dit nauwelijks twaalf minuten durende muziekstuk wel één cantate vormt. Hoewel de vier afzonderlijke delen door niemand anders dan Bach kunnen zijn geschreven, lijkt het geheel uit tenminste twee verschillende bronnen gekopieerd, wellicht voor een specifieke gelegenheid (bijvoorbeeld een begrafenis). Het omslag meldt dat deze ‘cantate' bestemd is voor Derde Paasdag èn voor het feest Mariä Reinigung (Lichtmis, 2 februari), maar waarschijnlijker lijkt dat hier delen zijn samengevoegd uit cantates die voor deze twee - nogal uiteenlopende - gelegenheden bestemd waren. De delen (2) en (3) , die de substantiële kern vormen en het eerst gecomponeerd lijken, verwijzen onmiskenbaar naar de evangelielezing voor Mariä Reinigung, het feest dat herdenkt hoe Maria haar veertig dagen oude zoon in de tempel voorstelt, waarbij een oude man, Simeon *), aan wie was beloofd dat hij niet zou sterven voor hij de Messias had gezien, verklaart thans getroost te willen sterven:
Herr, nun läßt du deinen Diener in Frieden fahren , dezelfde tekst die ten grondslag ligt aan die andere solocantate voor bas, Ich habe genung (BWV 82). De andere delen daarentegen verwijzen naar de opstanding van Christus (Pasen): het slotkoraal (4) is een onmiskenbaar paaslied, en de titeltekst Der Friede sei mit dir (1) is Christus' groet bij zijn verschijning aan de discipelen (Johannes 20: 21 en 26), die voorkomt in de evangelielezing voor de zondag na Pasen (niet: Derde Paasdag!). Het woord Friede verbindt beide bestanddelen. De uitzonderlijk kleine bezetting (koor, bassolist, soloviool, hobo en continuo), waarbij in het slotkoraal zelfs geen colla parte ondersteunende instrumenten zijn voorzien, verwijst naar een uitvoering in kleine, private kring.