Montréal Baroque
Eric Milnes
Suzie LeBlanc, soprano
Daniel Taylor, alto
Charles Daniels, tenor
Stephan MacLeod, bass
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Cantate 167 is van een bescheiden omvang: ze omvat slechts vijf delen en er is geen openingskoor; slechts het slotkoraal doet beroep op tenminste vier zangers. Bachs oeuvre omvat wel meer zulke ‘solisten'-cantates; wat hier opvalt is dat de bescheiden BWV 167 werd geschreven voor een feestdag, het feest van Johannes de Doper (St. Jan) op donderdag 24 juni 1723, dat wil zeggen in de eerste maand van Bachs werkzaamheid te Leipzig, waarin hij stevig uitpakt met grote, tot veertiendelige cantates (BWV 75 en 76), waarschijnlijk al tevoren in Köthen gecomponeerd, of met twee kleinere cantates, uit te voeren voor en na de preek. Wilde hij zijn koor op deze extra ‘zondag' ontzien? Of werd deze korte cantate wellicht vóór de preek uitgevoerd en een onbekende andere erna? Of wist hij nog niet wat er op deze feestdag van hem werd verwacht, want zijn volgende St-Janscantates (BWV 7 en 30) zijn veel uitgebreider? Hoe dan ook: deze weinig uitgevoerde cantate is muzikaal zeer de moeite waard en getuigt opnieuw van een oeverloze creativiteit.
De evangelielezing voor het St.-Jansfeest (Lucas 1: 57-80) behandelt de geboorte van Johannes de Doper, de wegbereider van Christus die, als ‘laatste profeet', de langverwachte komst van de Messias aankondigt en Jezus bij diens doop in de Jordaan als zodanig identificeert. Johannes wordt geacht een halfjaar vóór Jezus te zijn geboren (24 juni, zomerzonnewende). Zijn moeder, de bejaarde Elisabeth, was een tante van Jezus' moeder Maria; zij bleef tot op hoge leeftijd kinderloos. Als haar echtgenoot Zacharias van een engel verneemt dat zij alsnog zwanger wordt, wordt hij wegens zijn ongeloof 'met stomheid geslagen' (‘Ein stummer Zacharias', deel (4)); pas wanneer hij na Johannes' geboorte schriftelijk heeft bevestigd 'zijn naam is Johannes' krijgt hij zijn stem terug en heft hij de 'lofzang van Zacharias' aan, het latere Benedictus, één van de drie nieuwtestamentische lofliederen, naast die van Maria (Magnificat) en Simeon (Mit Fried und Freud fahr ich dahin). Zacharias' loflied bepaalt het karakter van de cantate, als één grote lofzang.