Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: Tue Rechnung! Donnerwort (BWV 168) (Koopman)
Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Johannette Zomer, soprano
Bogna Bartosz, alto
Christoph Prégardien, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers:  
Toelichting:
Bach schrijft zijn cantate 168 voor 29 juli 1725, de negende zondag na Trinitatis (de eerste zondag na Pinksteren). Negen weken eerder, op Trinitatis, was hij precies twee jaar Director musices in Leipzig, met de verplichting wekelijks cantates uit te voeren in de beide hoofdkerken, de Nicolai- en de Thomaskirche. Zelf had hij besloten die cantates dan ook eigenhandig te componeren. Dat houdt hij twee jaar vol en zo beschikt hij op die eerste zondag na Pinksteren over twee vrijwel volledige jaargangen cantates. Op dat moment heeft hij blijkbaar besloten het compositorisch wat rustiger aan te doen: uit de eerstvolgende acht weken zijn ons van hem geen cantates overgeleverd, terwijl we wel weten dat hij er enkele van Telemann heeft uitgevoerd. Pas voor de  de negende zondag na Trinitatis schrijft hij weer een nieuwe cantate: BWV 168.
De evangelietekst waarop een cantate voor deze zondag dient aan te sluiten is Lucas 16:1-9, de parabel van de onrechtvaardige rentmeester, een tekst waarover veel exegetisch is getobd, want wat is het geval? Jezus vertelt hoe een wegens wanbeheer ontslagen rentmeester nog snel even een wit voetje haalt bij schuldenaren van zijn baas door ze - op diens kosten - een forse schuldreductie te offreren. Tot ieders verbazing prijst Jezus deze rentmeester, voorbijgaand aan ‘s mans evident frauduleuze handelen, vanwege zijn gewiekstheid: door uitgekookt optreden in een - verachtelijke - wereld vol onrecht en bezitsverheerlijking heeft hij een hoger doel weten te bereiken: vrienden op wie hij kan rekenen. 'Maakt u vrienden met behulp van de onrechtvaardige Mammon', de 'kinderen van de duisternis' zijn slimmer dan de 'kinderen van het Licht'.
De tekstdichters van de drie cantates die Bach voor deze zondag schreef accentueren verschillende aspecten van deze evangeliepericoop. De koraalcantate uit 1724 (Was frag ich nach der Welt, BWV 94) concentreert zich op de afwijzing van alle werelds genot, geld, macht, eer, spullen etc. Bachs eerste cantate, uit 1723 (Herr, gehe nicht ins Gericht, BWV 105), behandelt de onmogelijkheid voor een zondig mens om zich ooit voor God te rechtvaardigen. BWV 168, Tue Rechnung! Donnerwort, blijft het dichtst bij de bijbeltekst. Bach gebruikt een libretto uit een in 1715 gepubliceerde bundel van de Weimarer hofbibliothecaris Salomon Franck, waaruit hij ook reeds voor zijn cantates in Weimar putte. Ten dienste van het thema 'verantwoording afleggen' liet Franck zich inspireren door zijn nevenfunctie als beheerder van het muntenkabinet en doorspekt hij zijn tekst met talrijke boekhoudkundige metaforen: de mens is een rentmeester die leven, lijf en goed van God te leen krijgt, het is kapitaal waarmee gewoekerd moet worden, schulden moeten worden afbetaald, rekeningen moeten kloppen, Christus staat borg en heeft de rekening voldaan etc.
Qua instrumentarium vergt de cantate een continuogroep, strijkers en twee oboi d'amore. Er zijn aria's en/of recitatieven voor alle vier de stemmen, sopraan, alt, tenor en bas. Slechts het slotkoraal is vierstemmig; het ligt voor de hand te veronderstellen dat dit slechts door de vier solostemmen (‘concertisten') zal zijn uitgevoerd. Dat erkennen zelfs commentatoren die zich overigens verzetten tegen het idee dat Bachs ensemble - ook wanneer de partituur grote koren bevat - slechts zelden groter was.

Terug naar de inhoud