Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: Erhöhtes Fleisch und Blut (BWV 173) (Koopman)
Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Lisa Larsson, soprano
Elisabeth von Magnus, alto
Gerd Türk, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers:  
Toelichting:
In zijn eerste ambtsjaar als Thomascantor in Leipzig verplichtte Bach zich de wekelijks op zondag uit te voeren cantate ook zelf te componeren. De forse werklast die dat betekende verlichtte hij van tijd tot tijd door cantates te bewerken die hij al eerder in Weimar (1708-1717) had gecomponeerd. Omdat Bach rond Pinksteren 1723 in Leipzig aantrad, betekende de drukke pinksterperiode in 1724 het slot van zijn eerste seizoen: binnen tien dagen werden er zes cantates gevraagd en voor Tweede en Derde Pinksterdag besluit hij - evenals voor Tweede en Derde  Paasdag - terug te vallen op gelukwenscantates uit zijn periode als kapelmeester aan het hof te Köthen, waar het calvinisme van hem geen enkele kerkmuziek had gevraagd. In tegenstelling tot de Weimarer kerkcantates die - al dan niet aangevuld - eenvoudig met tekst en al konden worden heruitgevoerd, zijn de wereldse Köthener teksten, meestal kruiperige loftuitingen jegens de prinselijke familie, ongeschikt voor de kerk. Er moet nu dus ‘geparodieerd' worden: nieuwe sacrale teksten bij bestaande muziek. Maar tekstvergelijking (zie hiernaast en onder) wijst uit met hoe weinig ingrepen de lof van wereldse heersers in die van God kan worden getransformeerd. Terwijl recitatieven normaliter wegens hun sterke tekstgebondenheid buiten de parodiëring blijven, is BWV 173 in haar geheel parodie van de verjaardagscantate Durchlauchtster Leopold (BWV 173a, 1717): Bach beschikte blijkbaar over een tekstdichter (misschien was hij het zelf wel) die hem metrisch identieke teksten kon leveren. Zo'n mechanische en-bloc-parodie is bij Bach uitzonderlijk; de partituur van recitatief (1) , eerste maat (rechts), laat zien hoe Bach de nieuwe tekst eenvoudig onder de oude noteert; de relatie tussen tekst en muziek kan zo tamelijk onbeschadigd blijven. Als gevolg van haar hoofse origine bevat BWV 173 veel dansvormen en ritmen en weinig polyfonie, kenmerk van de oude kerkstijl: een met zang aangevulde orkestsuite. Bachs belangrijkste ingreep is uitbreiding van het aantal concertisten, van twee (sopraan en bas) naar vier. Daartoe transponeert hij de sopraanpartij in de delen (1) en (2) een octaaf omlaag voor de tenor, en vervangt hij de baspartij in  (3) door de een octaaf hoger zingende alt. In duet (4) blijft de bas partner van de sopraan, maar in (5) wordt hij geruild voor de tenor. Het laatste deel (6) , oorspronkelijk ook een duet, breidt hij met alt- en tenorpartijen uit tot een vierstemmig koor. De delen (6) en (7) van het parodiemodel BWV 173a blijven hier ongebruikt; basaria (7) vinden we als tenoraria (4) terug in BWV 175

Terug naar de inhoud