Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Johann Sebastian Bach: Cantata BWV 113 - Magdalena Kožená, John Eliot Gardiner
Magdalena Kožená, soprano
William Towers, alto
Mark Padmore, tenor
Stephan Loges, bass
Monteverdi Choir
English Baroque Soloists
Sir John Eliot Gardiner
Director: Rhodri Huw St Davids
Cathedral in Wales, 2000
Toelichting:
Voor de 24e augustus 1724 componeerde Bach zijn Cantate 113, Herr Jesu Christ, du höchstes Gut. De voor deze elfde zondag na Trinitatis voorgeschreven evangelielezing (Lucas 18: 9-14) behelst de parabel van de schijnheilige farizeeër (orthodoxe schriftgeleerde) en de oprecht boetvaardige belastingambtenaar (‘tollenaar'). Voor deze zelfde zondag schreef Bach een jaar eerder BWV 179, Siehe zu, daß deine Gottesfurcht kein Heuchelei sei, welke zich - de titel zegt het al - concentreert op de rol van de farizeeër. In BWV 113 staat de bede van de tollenaar centraal: 'God, wees mij, zondaar, genadig'.
Als cantate uit de Trinitatistijd (tweede helft van het jaar) van 1724 behoort BWV 113 tot Bachs jaargang ‘koraalcantates', gebaseerd op één van de destijds bekende kerkliederen. In dit geval verwijst de cantatetitel en eerste regel naar een koraal van Bartholomäus Ringwaldt uit 1588, een bede om troost en genade uit de rubriek Von der Buße und Beichte. Bach en zijn vermoedelijke tekstdichter Andreas Stübel volgen de acht coupletten van Ringwaldts lied in de acht delen van de cantate, waarbij, zoals gebruikelijk in koraalcantates, het eerste en laatste couplet ongewijzigd tot tekst dienen voor een openingskoor en een slotkoraal. In BWV 113 komen evenwel ook tekst en melodie van de coupletten 2 en 4 integraal voor, terwijl de eerste regels van de betreffende coupletten letterlijk geciteerd worden in de delen (3) en (7). Daarnaast ligt de koraalmelodie onmiskenbaar ten grondslag aan diverse instrumentale thema's, en zelfs wordt - zeer ongebruikelijk bij Bach - vrij gedichte tekst gezongen op een slechts lichtelijk gevarieerde vorm van de koraalmelodie, in de delen (5) en (7). Met dat al is het koraal in deze cantate nadrukkelijker aanwezig dan in de meeste andere koraalcantates

Terug naar de inhoud