Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Lobe den Herren... BWV 137 - Dijkstra | Nederlandse Bachvereniging
Nederlandse Bachvereniging
Peter Dijkstra, dirigent
Miriam Feuersinger, sopraan
Alex Potter, alt
Thomas Hobbs, tenor
Peter Kooij, bas
Toelichting:
Bach schrijft zijn cantate 137 voor 19 augustus 1725, de twaalfde zondag na Trinitatis. Het is de eerste cantate waarmee hij lacunes tracht op te vullen in de koraalcantatejaargang die hij in zijn tweede Leipziger ambtsjaar had gepland. Om één of andere reden had hij in 1724 geen koraalcantate voor deze zondag gecomponeerd, maar nu hij dit gat poogt te dichten beschikt hij niet meer over de tekstdichter die koraalcoupletten kon herdichten tot aria's en recitatieven, zodat nu ongewijzigde koraalcoupletten hem tot cantatetekst dienen; om dezelfde reden zijn Bachs andere aanvullingen van zijn koraalcantatejaargang vrijwel steeds van dit ‘ouderwetse' per-omnes-versustype.
Bach kiest als basis voor BWV 137 het uit vijf coupletten bestaande lied Lobe den Herren, den mächtigen König der Ehren, een toen tamelijk recent (1680) gedicht, dat de piëtistische Joachim Neander [1] (1650-1680) schreef in het jaar waarin hij aan de pest zou overlijden. Het lied, gezongen op een reeds bestaande melodie, werd snel populair, maar kwam in de gangbare gezangenbundels in het orthodoxe Leipzig nog niet voor. De tekst heeft een algemene, dankende en lofprijzende strekking, zonder specifiek verband met de twaalfde zondag na Trinitatis. Door het ontbreken van enige parafrasering, herdichting of toevoeging legt de cantatetekst ook geen verband met het evangelie van deze zondag, zodat de cantate - ondanks haar specifieke bestemming - ook voor algemeen gebruik (per ogni tempore) geschikt is.
Dat alle coupletten met dezelfde woorden (Lobe den Herren) beginnen geeft al aan dat de cantatetekst - anders dan meestal - weinig ideeënontwikkeling kent; de hoekdelen zijn lyrisch-expressief (mir, mein), de binnencoupletten meer belerend en beschouwelijk (der, dich). Bach onderstreept dit statische karakter met een symmetrische structuur: de twee rijk geïnstrumenteerde hoekdelen omsluiten drie aria's (géén recitatieven!). De buitenste twee zijn als trio geconcipieerd, het centrum wordt gevormd door een vocaal/instrumentaal dubbelduet, dat in een mineur toonsoort staat en de meeste muzikale diepgang vertoont.
BWV 137 onderscheidt zich van de meeste andere koraalcantates doordat niet alleen de koraaltekst voortdurend letterlijk aanwezig is, maar ook de koraalmelodie - al dan niet gevarieerd of omspeeld - in alle delen is te horen; de cantate is daarom te beschouwen als een reeks koraalvariaties. Zodoende dringt de structuur van het koraal zich op aan alle cantatedelen: alle staan in een driedelige maatsoort (3/4 of 9/8), we zullen geen da capo's (herhaling van een beginzin tot slot) aantreffen, maar wel een - eventueel gevarieerde - herhaling van de muziek bij het eerste tekstgedeelte, tengevolge van de A-A-B-vorm van het koraal.
In de instrumentale bezetting vallen de drie trompetten en pauken op; zij plegen bij Bach slechts tijdens feestdagen in actie te komen. Waaraan wij hun aanwezigheid in deze cantate te danken hebben is onbekend; wel is die uitermate passend bij de cantatetekst. Omdat deze instrumenten in de zeventiende-eeuwse seculiere muziek slechts met toestemming van koningen mochten worden ingezet, gingen ze in de kerkmuziek Gods koninklijke hoogheid symboliseren.

Terug naar de inhoud