Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Cantate 'Lasst uns sorgen, lasst uns wachen', BWV 213

Toelichting:
Das Bachische Collegium Musicum wird Morgen als den 5. September anni currentis im Zimmermannischen Garten vor dem Grimmischen Thore den hohen Geburthstag des Durchlauchtigsten Chur-Prinzen von Sachsen mit einer solennen Musick von Nachmittag 4. bis 6. Uhr unterthänigst celebriren”
Zo kondigden de Leipziger Zeitungen in 1733 de openluchtuitvoering aan van de gelukwenscantate BWV 213 door het studentenensemble Collegium Musicum waarvan Bach in 1729 de leiding had gekregen. De gelukwens gold de elfde verjaardag van prins Friedrich Christian, de zoon van Sachsens keurvorst en koning van Polen August II, die in het voorjaar zijn overleden vader August der Starke was opgevolgd.
Bach had sterke, persoonlijke motieven voor dit 'extraordinaire' optreden: sinds de ambtsaanvaarding van August II die wellicht wat cultuurlievender was dan zijn vader, aasde Bach op de titel Hofcompositeur (en misschien zelfs op de functie van kapelmeester van het wereldberoemde hoforkest te Dresden). Daarom had hij de muziekloze rouwperiode in het voorjaar van 1733 gebruikt om het Kyrie en Gloria te componeren van wat 15 jaar later zijn Hohe Messe zou worden, en de partijen daarvan in juli 1733 unterthänigst aan het hof aangeboden. Om druk op de ketel te houden voerde hij op 3 augustus, de verjaardag van de koning, in Zimmermanns Garten de cantate Frohes Volk, vergnügte Sachsen uit (BWV Anh. I/12) waarvan de muziek helaas verloren ging maar waarvan krantenberichten en een luxe editie van het tekstboekje de vorst in Dresden moeten hebben bereikt. Een maand later klonk dus de verjaardagscantate voor ‘s konings zoon die we hier bespreken en op 8 december zou in deze serie BWV 214 worden uitgevoerd (Tönet ihr Pauken, erschallet Trompeten) op de verjaardag van koningin Maria Josepha. De serie patriottische cantates zou worden voortgezet met BWV 205a (19/2/’34), BWV 208a (3/8/’34), BWV 215 (5/10/’34), BWV 207a  (3/8/’35), BWV 206 (7/10/’36), BWV Anh. I/13 (28/4/’38). De titel Hofcompositeur werd Bach uiteindelijk in 1736 verleend.
Kroonprins Friedrich Christian (rechts) was een wat ziekelijk knaapje, van jongs af aan een rolstoel gekluisterd (portretten als hiernaast niet tegenstaande) die zijn vader slechts twee maanden zou overleven maar zich in de 74 dagen van zijn regeerperiode ontpopte als een doortastend, succesvol, verlicht en cultuurminnend vorst. Het is dan ook enigszins ironisch dat de librettist, Bachs vertrouwde tekstdichter Picander, hem, ondanks zijn fragiele constitutie maar conform de barokke heerserssymboliek, de onsterfelijke Griekse held en godenzoon Hercules ten voorbeeld stelt. Deze zou volgens de antieke mythologie als jongeling op een splitsing in de weg twee vrouwen hebben ontmoet die hem verschillend adviseren over de richting die hij zal kiezen: de brede weg van een aangenaam, luxueus en lustvol leven of het ongebaande steile pad dat leidt tot deugd en roem, veelvuldig afgebeeld. Herkules auf dem Scheidewege (Hercules op de tweesprong) werd dus de ondertitel van deze cantate en Hercules (alt) zal er de allegorische figuren Wollust (wellust, sopraan) en Tugend (deugd, tenor) ontmoeten. Aan het slot van de cantate treedt als een soort spreekstalmeester nog een vierde solist op, Mercurius (bas), boodschapper van de goden, maar als God van de handel een bekende verschijning in Messestadt Leipzig.
Picander noemt deze gelukswenscantate een Dramma per Musica, een genre dat je zou kunnen omschrijven als een miniopera. Waarin in elk geval enkele personages zich zingend tot elkaar verhouden. Maar terwijl het in de meeste door Picander ontworpen Drammae per Musica tussen die personages nogal stijfjes toegaat, iedereen zingt op zijn beurt een recitatief+aria, vertoont BWV 213 veel meer interactie: herhaalde woordwisselingen binnen één recitatief, een aria die niet alleen reflecteert maar ook de handeling verder voert, drie delen achtereen voor één personage etc.
Het opmerkelijkste kenmerk van deze zeer weinig uitgevoerde cantate is echter dat de muziek u zo bekend zal voorkomen. BWV 213 is namelijk één van de cantates (BWV 213, 214, 215)   waarvan Bach de muziek van de niet-recitativische delen hergebruikte (‘parodieerde’) in het Weihnachts-Oratorium (WO, BWV 248) dat hij eind 1734, begin 1735 voor het eerst uitvoerde; en onder die parodiemodellen is BWV 213 de hoofdleverancier: maar liefst zes (van de dertien) delen keren terug in het WO. Dat heeft tot gevolg dat mijn bespreking een tamelijk vergelijkend karakter krijgt: je kunt bij het beluisteren van Herkules auf dem Scheidewege het Weihnachts-Oratorium nu eenmaal niet uit je oren spoelen. Maar vergis u niet: de veel beroemdere kerstmuziek is niet automatisch de betere versie van BWV 213. Integendeel eigenlijk: op detailniveau is de relatie tussen tekst en muziek dankzij allerlei tekstillustratieve wendingen in de originele profane cantate hechter dan in de secundaire kerkelijke bewerking; diverse muzikale motieven en gebeurtenissen die hier betekenis hebben worden zinloos of onbegrijpelijk in het WO. Picanders opdracht voor het Weihnachts-Oratorium beperkte zich blijkbaar tot handhaving van de vorm (metrum, rijmschema, versstructuur etc) en voorzag niet in inhoudelijke correspondenties.

Terug naar de inhoud