Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Carus 50.751/03 |
Toelichting:
Requiem in C major
Johann Adolf Hasse, kapelmeester aan het Saksisch-Poolse hof in Dresden, componeerde het Requiem in C majeur voor de ceremoniële rites voor de begrafenis van de overleden keurvorst Frederik August II in november 1763 in de katholieke Hofkirche in Dresden. Met dit werk componeerde hij een muzikaal monument voor zijn langdurige, genereuze werkgever, die onder de naam August III tevens koning van Polen was: gepassioneerde koorpartijen, echo's van historische compositiestijlen, expressieve vocale solo's en aria's die onmiskenbaar de operacomponist Hasse onthullen, plus trompetten en pauken in het orkest - dit zijn allemaal de ingrediënten van een "koninklijke" Requiemmis in de stijl van een Missa solemnis.
Johann Adolf Hasse (Bergedorf bij Hamburg, 25 maart 1699 – Venetië, 16 december 1783) was een Duits componist. Als componist wordt hij gerekend tot de grootste vertegenwoordigers van de Italiaanse Opera seria van de 18e eeuw. Samen met Carl Heinrich Graun maakte hij de opera in Duitsland geliefd.
Biografie
Zijn grootvader was organist in Lübeck. Zijn overgrootvader was Peter Hasse 'de Oude', een leerling van Jan Pieterszoon Sweelinck in Amsterdam. Zijn eerste muziekonderricht ontving hij van zijn vader. Zijn muzikale loopbaan begon Hasse als tenor, eerst bij de Theater am Gänsemarkt in Hamburg. Daar voerde Reinhard Keiser de scepter en werd voornamelijk Duits repertoire uitgevoerd. Vervolgens trok Hasse naar Brunswijk, waar zijn eerste opera Antioco in het hoftheater werd opgevoerd (1721). In 1722 ging hij naar Napels om verder te studeren bij Nicola Porpora en – als een van zijn laatste leerlingen – bij Alessandro Scarlatti. Vanaf 1727 werkte hij in Venetië aan het Conservatorio degli Incurabili, een opvanghuis voor jonge meisjes, die met veel muziekonderricht werden beziggehouden. Hasse ontmoette de prima donna Faustina Bordoni, een mezzosopraan, beroemd om haar trefzekerheid en virtuositeit.
Faustina Bordoni[bewerken | brontekst bewerken]
Faustina Bordoni was de bestbetaalde zangeres van haar tijd. Georg Friedrich Händel haalde haar in 1726 voor twee jaar naar Londen. Hasse huwde Bordoni in 1730, na zich in het voorafgaande jaar tot het katholicisme te hebben bekeerd. Cleofide een opera uit 1731, waarin zijn succesnummers uit Napels waren ingepast, is een uitzonderlijke opera in het barokrepertoire. De opera is gebaseerd op een drama van Pietro Metastasio en behandelt de betrekkingen van het oosten met het westen, destijds een geliefd onderwerp. Het verhaal is ook door veel andere componisten op muziek gezet. Met een opwindende opvoering dongen Hasse en Bordoni – die de hoofdrol zong – naar een vaste aanstelling bij August de Sterke, die in Hasse de meest geschikte opvolger zag voor Johann David Heinichen. In 1734 trok Hasse naar London om zijn Artaserse uit te voeren, maar weigerde als concurrent van Händel op te treden. In 1751 ging Faustina Bordoni met pensioen.
Dresden
Van 1735 tot 1764, verbleef Hasse vaak in Dresden (Saksen), het Florence aan de Elbe, wanneer de keurvorst er resideerde. Daar was Hasse werkzaam als 'Ober-Hofkapellmeister' ten behoeve de keurvorst, Friedrich August II van Saksen. De opera in Dresden was gebouwd ter gelegenheid van zijn huwelijk en beschikte mogelijk over 2.000 plaatsen. De zangers kregen goed betaald en de prima donna's hadden de beschikking over koetsen. De hofkapel, later Säksische Staatskapelle genaamd, gold na dat van Napels als het beste orkest in Europa. Hasse had een bijzonder contract; indien Frederik August, tevens koning van Polen, naar Warschau afreisde dan hoefde hij niet mee, maar reisde met zijn vrouw naar Italië.
In 1748 werd Hasse gevraagd twee van zijn werken uit te voeren bij de feestelijkheden ter gelegenheid van het huwelijk van Elisabeth van Brandenburg-Bayreuth, de dochter van Wilhelmina van Bayreuth. Zowel Ezio als Artaserse werden opgevoerd in het nog niet volledig opgeleverde Markgräfliches Opernhaus in Bayreuth. Bij de uitvoering van Ezio in Dresden in 1755 waren 620 personen betrokken, twintig dromedarissen, vier muildieren en vier wagens, beladen met roofgoederen.
Bij een belegering door Frederik de Grote en een bombardement in 1760, waarbij een bibliotheek werd verwoest, zijn vele van zijn handgeschreven composities in vlammen opgegaan. Na de begrafenis van de keurvorst ging Hasse in 1764 naar Wenen, waar hij de lievelingscomponist werd van keizerin Maria Theresia. De Zevenjarige Oorlog had het hof in Dresden in grote financiële moeilijkheden gebracht en Hasse werd om bezuinigingsredenen ontslagen, zonder pensioen.
Ter gelegenheid van de bruiloft van aartshertog Ferdinand van Oostenrijk, componeerde Hasse zijn laatste opera, Ruggiero (1771). In Milaan ontmoette hij de 14-jarige Mozart en was onder de indruk van zijn talent. Op aandringen van zijn vrouw koos hij ervoor (1773) om zijn laatste levensjaren in Venetië door te brengen, waar hij nog steeds als kapelmeester aan het Conservatorio degli Incurabili werkte. Faustina Bordoni stierf er in 1781. Johann Adolf Hasse overleed twee jaar later.
Werken
Hasse componeerde meer dan 60 opera's, ongeveer twee per jaar. Hij onderscheidde zich als de meest waardige vertolker van de poëzie van Pietro Metastasio. Wat opera betreft behoort zijn werk Piramo e Tisbe (Wenen, november 1768), een tragisch intermezzo in twee akten, naar het libretto van Marco Coltelli tot zijn meest gewaardeerde werken. Er zijn slechts drie solisten, die niet door een basso continuo worden begeleid, maar door het gehele orkest, net als in de werken van de toen populaire Gluck. Verder componeerde hij elf oratoria, 17 cembalosonaten en kerkmuziek, zoals missen, psalmen, motetten, hymnen en litanieën; ten slotte talrijke concerten, trio- en solosonates en ca. 80 fluitsonates voor Frederik de Grote.