Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Felix Mendelssohn-Bartholdy: Oratorium Paulus op.36
De uitvoerenden:
Radio Filharmonisch Orkest en Groot Omroepkoor o.l.v. Marcus Creed
Valentina Farcas [sopraan]
Maria Valdmaa [sopraan]
Paula Murrihy [mezzosopraan]
Sebastian Kohlhepp [tenor]
André Morsch [bariton]
Opname: het AVROTROS Vrijdagconcert van vrijdag 23 december 2016, in TivoliVredenburg te Utrecht.
Oefennummers:
Paulus
Bladmuziek:
Paulus
Oratorium Paulus:
,,Ik moet voor de Caecilienverein een oratorium schrijven over de apostel Paulus. De tekst moet ik hoofdzakelijk uit de Bijbel en het gezangboek halen, maar ik mag ook vrije tekst toevoegen". Deze woorden schrijft Mendelsson in 1832 aan een vriend, niet vermoedend dat zijn "Paulus" alles wat sinds Haydn aan oratoria verschenen is, in de schaduw zou stellen. De eerste uitvoering van het werk, in 1836 in Düsseldorf op een muziekfestival, was het begin van zijn triomftocht door Europa.

Ondanks het succes in 1836 vond Mendelssohn dat het werk toch nog in revisie moest, waarna het vervolgens binnen achttien maanden meer dan vijftig keer in veertig plaatsen is uitgevoerd. Alleen "Elias" zou "Paulus" in populariteit overtreffen. Hoewel Mendelssohn het onderwerp voor zijn werk niet zelf heeft bedacht, inspireerde Paulus'' levensgeschiedenis, en met name diens bekering, hem toch tot een indrukwekkende en veelzijdige compositie, waarin hij traditionele (barokke) elementen harmonieus met actuele negentiende-eeuwse tendensen verbindt. Wanneer de luisteraar dit opmerkt, is het luisteren naar dit oratorium een ware belevenis.

Zo doet de bijzondere rol van de koralen sterk denken aan Mendelssohns grote voorbeeld Johann Sebastian Bach. Al in de ouverture knoopt Mendelssohn aan bij het bekende koraal "Wachet auf", dat verschillende keren in het werk is opgenomen. Bijzonder fascinerend in dit verband is ook het koraaldeel "Aber unser Gottt ist im Himmel". Aan het eind van dit koraal klinkt Bachs "Wir glauben all an einen Gott" als cantus firmus. In de beschouwende koren en de grote begin- en slotkoren licht het voorbeeld van Händel, wiens oratoria Mendelssohn in Engeland heeft leren kennen.

Het gebruik van traditionele vormen werd (ook) in de tijd van Mendelssohn niet door iedereen gewaardeerd. Tijdgenoten namen hem het inlassen van koralen zelfs kwalijk. Maar Mendelssohn schreef eens: ,,Als mijn werk op dat van Bach lijkt, dan kan ik daar niets aan doen, want ik heb het geschreven zoals het mij te moede was; en als het mij bij dezelfde woorden op dezelfde manier te moede is als Bach, dan is het me des te liever".

Teruggrijpen op historische vormen is overigens iets anders dan het kopiëren ervan. Dezelfde vormen in een andere tijd(geest), voor een ander publiek en gehanteerd door een andere persoon, hebben een andere lading en (daardoor) een andere uitwerking. Mendelssohn zegt hier zelf over in een brief: ,,Het oude en goede blijft nieuw, omdat datgene wat er aan toegevoegd wordt het oude wel veranderen moet, omdat het van nieuwe en andere mensen uitgaat".

Interessant is de muzikale tegenstelling die Mendelssohn creëert tussen de joden en de heidenen. Terwijl de heidenen op een bijna primitieve wijze aan het (gezongen) woord komen (vaak unisono en eenvoudig), spreidt Mendelssohn in de jodenkoren verbazend veel compositorische details ten toon. Bij de laatste is er een levendige afwisseling van koor en soli, waarbij de dramatische recitatiefpassages meestal aan de tenor zijn voorbehouden, terwijl de directe rede door contrasterende solostemmen wordt gezongen: Stephanus (tenor), de valse getuigen (bassen). De stem van Christus wordt overigens gezongen door een vierstemmig vrouwenkoor.

Zeer boeiend is de manier waarop Mendelssohn een muzikale vorm aanwendt om de levensweg van Paulus uit te beelden. Paulus'' ontwikkeling van christenhater tot vervolgde martelaar komt prachtig uit in de aria''s die hij zingt. De eerste aria, waarin hij nog een vervolger is van de gemeente van Christus, doet nog sterk denken aan de heftige aria''s uit de barok. Gaandeweg wordt deze vorm losgelaten en uiteindelijk zingt Paulus eenvoudig en ontroerend in een van de laatste aria''s: ,,Der Herr wird die Tranen von allen Angesichtern abwischen".

De luisteraar geve ook acht op de (overigens zeer negentiende-eeuwse) rol van het orkest. Het orkest heeft niet meer, zoals in vroeger tijden, primair de functie van begeleidng of tekstuitbeelding, maar ''speelt'' een eigen rol binnen het werk. Het bereidt de inzet van de zangstemmen voor en ondersteunt deze met gelijke, maar ook met contrasterende middelen.

bron: www.digibron.nl
Terug naar de inhoud