BWV 6 "Bleib bei uns, denn es will Abend werden" (Johann Sebastiaan Bach)
Nederlandse Bachvereniging
Jos van Veldhoven, dirigent
Maria Keohane, sopraan
Tim Mead, alt
Daniel Johannsen, tenor
Matthew Brook, bas
Oefennummers: |
BWV 6 Bleib bei uns, denn es will Abend werden |
Toen Bach voor de Tweede Paasdag (2 april) 1725 de cantate schreef die door de oude Bachgesellschaft als zesde zou worden gepubliceerd, had hij negen maanden lang uitsluitend koraalcantates gecomponeerd, steeds gebaseerd op een van de bekende lutherse kerkliederen. Vermoedelijk door het plotselinge overlijden van zijn tekstschrijver komt in de vastentijd 1725 een abrupt einde aan die reeks, die ongetwijfeld een complete jaargang had moeten worden. Op Eerste Paasdag redt Bach zich nog door behalve het Oster-Oratorium (BWV 249) een koraalcantate van het ouderwetse type uit zijn kast te halen, BWV 4, gecomponeerd in 1707.
Maar voor Tweede Paasdag keert hij terug naar een cantatetype uit zijn eerste Leipziger jaar: met een openingskoor over een bijbeltekst, ontleend aan de voorgeschreven evangelielezing.
Voor de Tweede Paasdag is die lezing Lucas 24: 13-35, het verhaal van de twee 'Emmaüsgangers', volgelingen van de enkele dagen eerder te Jeruzalem gekruisigde Jezus, in wie zij de verwachte Messias meenden te hebben gezien. Terwijl zij, op weg naar het naburige dorpje Emmaüs, de teleurstellende gebeurtenissen bespreken, loopt een vreemdeling met hen op die daarvan niet op de hoogte blijkt. Nadat zij hem voor de avondmaaltijd hebben uitgenodigd (Bleib bei uns), herkennen zij in hem de opgestane Christus wanneer hij het brood met hen breekt.
In dit tafereel, dat tientallen schilders inspireerde, onder wie Rembrandt, Caravaggio, maar ook Han van Meegeren, is de invallende duisternis symbool geworden voor twijfel, ongeloof en zonde, terwijl Christus er kan figureren als licht en leidsman voor hen die ‘in duisternis wandelen'. Bachs onbekende tekstdichter gaat voorbij aan het verhalende element in de evangelielezing en concentreert zich op de uitnodiging, als bede om verlichting.
Hoewel niet alleen het zesde (en laatste) deel van deze cantate maar ook het derde deel een koraal(bewerkingen) is, is er geen aanwijzing dat Bach de cantate als tweedelig, uit te voeren voor en na