Motet BWV 227 'Jesu, meine Freude'
Vocalconsort Berlin o.l.v. Daniel Reuss
Opgenomen tijdens de BachDag i.s.m. de Organisatie Oude Muziek
29 januari 2012, Muziekgebouw aan 't IJ
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Jesu, meine Freude BWV 227 (duur ca. 20 minuten) is een vijfstemmig motet dat waarschijnlijk voor het eerst werd gezongen op 18 juli 1723, slechts een paar weken nadat Bach in zijn functie als Thomascantor was begonnen, ter gelegenheid van de begrafenis van Johanna-Maria Kresin, de vrouw van het hoofd van de post. Dit motet verschilt van de motetten voor dubbelkoor in structuur. Aangenomen wordt dat het motet is samengesteld uit stukken uit verschillende periodes uit Bachs leven.
Bach combineerde de verzen van Romeinen 8, waar de begrafenispreek op was gebaseerd, met de woorden van een bekende hymne van Johann Franck, Jesu, meine Freude. De koraalstanza's wisselen de Bijbelteksten af . Centraal staat de kern van het 3e Bijbelcitaat Ihr aber seid nich fleischlich, sondern geistlich, waaromheen de andere delen zijn geplaatst waardoor een symmetrische plaatsing ontstaat:
Koraalstanza 'Jesu, meine Freude' (4-stemmig kantionaaldeel, dat wil zeggen in de bovenste stem) Bijbeltekst, Romeinen 8:1
'Es ist nun nichts' (5-stemmig koor) Koraalstanza 'Unter deinem Schirmen' (5-stemmig gefigureerd koraaldeel) Bijbeltekst, Romeinen 8:2
'Denn das Gesetz' (3-stemmig, getoonzet als een triosonate) Koraalstanza 'Trotz dem alten Drachen' (5-stemmig bewerking van het koraal) Bijbeltekst, Romeinen 8:9
'Ihr aber seid nich fleischlich, sondern geistlich' (5-stemmige dubbelfuga) Koraalstanza
'Weg mit allen Schätzen' (4-stemmig gefigureerd koraaldeel) Bijbeltekst, Romeinen 8:10
'So aber Christus in uns ist' (3-stemmige, getoonzet als een triosonate) Koraalstanza 'Gute Nacht, o Wesen' (4-stemmig bewerking van het koraal met de cantus firmus in de alt) Bijbeltekst, Romeinen8:11
'So nun der Geist' (5-stemmig koor, zoals in 2) Koraalstanza 'Weicht, ihr Trauergeister' met afsluitingszin
'Jesu, meine Freude' (4-stemmige kantionaaldeel, zoals in 1)
Van Jesu, meine Freude is geen handschrift van Bach bekend; er is wel gedacht dat hij het schreef voor de rouwdienst op 19 juli 1723 voor de echtgenote van de postdirecteur, Frau Kees, maar die hypothese blijkt onhoudbaar. We weten niet voor wie en wanneer het stuk is gecomponeerd, al is het duidelijk begrafenismuziek uit zijn eerste tien Leipziger jaren. De afwijkende bezetting (vijfstemmig in plaats van dubbelkorig) en het ongebruikelijke 'verknippen' van de bijbeltekst kan wijzen op een externe opdrachtgever.