Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Motet BWV 231 „Sei Lob und Preis mit Ehren
Nederlandse Bachvereniging Jos van Veldhoven, dirigent


De Bach Werke Verzeichnis bevat enkele bijlagen waarvan Anhang III composities vermeldt die als 'Bach fälschlich zugeschrieben' worden beschouwd. Daaronder het nummer 160, een driedelig motet dat in 1819 onder Bachs naam werd gepubliceerd. Traditioneel, en ook thans nog door de Neue Bachgesellschaft, wordt aangenomen dat slechts het middendeel door Johann Sebastian werd gecomponeerd, het heet naar zijn eerste regel Sei Lob und Preis mit Ehren en kreeg een echt BWV-nummer: 231; deze toeschrijving ligt nogal voor de hand, omdat de muziek een kundige bewerking is van het tweede deel van Bachs cantate BWV 28. De hoekdelen 1 en 3 worden beschouwd als composities van Telemann.
(Wel heeft de Neue Bachausgabe het 'fälschlich zugeschrieben' werk als zodanig gepubliceerd in Band III/3 (2002, Ed. Frieder Rempp, Bärenreiter); ook 'fälschlich zugeschrieben' stukken zouden immers leuke muziek kunnen bevatten.)
Echter: reeds in 1983 toonde Klaus Hoffmann aan dat het eerste van de drie delen, Jauchzet dem Herrn, alle Welt, wel degelijk óók van J. S. Bach is en door hem zelf gecombineerd is met zijn bewerking van BWV 28/2. (K. Hoffmann, in: Festschrift voor Alfred Dürr, p. 126-140). Musicologische molens malen traag. Het derde deel blijft ook bij Hoffmann van Telemann (TVWV 1:1066) en werd door Bachs opvolger in Leipzig, Johann Gottlob Harrer, om één of andere reden toegevoegd aan Bachs tweedelige Jauchzet-motet waarover Harrer blijkbaar beschikte; het is een a-cappellareductie van een oorspronkelijk door Telemann met een groot orkest (vijf trompetten!) uitgeruste compositie. Hoffmann bezorgde een uitgave - waarin ook het derde deel is opgenomen - bij Carus Verlag, Stuttgart, 1992, 35.002/01.
(zie verder: Klaus Hoffmann: Die Motetten JSBachs, Bärenreiter, 2003, p. 210-236).
Bachs Jauchzet dem Herrn, alle Welt heeft in de uitvoeringspraktijk nog nauwelijks een plaats gekregen. De enige mij bekende opname figureert in Rillings Gesamteinspielung.

Terwijl van het, reeds lang als BWV 231 erkende, tweede deel van dit motet ook al lang vaststond dat het een bewerking was (parodie: zelfde muziek, andere tekst), blijkt ook deel (1) een bewerking te zijn: eveneens door Bach maar van een origineel van Telemann (TVWV 8:10). Bach heeft waarschijnlijk ten behoeve van een ons onbekende gelegenheid een motet moeten leveren en als basis daarvoor twee composities gebruikt die in zijn bezit waren.

bron: Eduard van Hengel
Terug naar de inhoud