Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
J. S. Bach: Was mein Gott will, das g'scheh allzeit (BWV 111) (Gardiner)
Monteverdi Choir
English Baroque Soloists
John Eliot Gardiner
Joanne Lunn, soprano
Sara Mingardo, alto
Julian Podger, tenor
Stephen Varcoe, bass
Toelichting:
Cantate 111 behoort tot de reeks zogeheten ‘koraalcantates' die Bach gedurende zijn tweede seizoen in Leipzig (1724/'25) componeerde. Ze werd geschreven voor de derde zondag na Epifanie, 21 januari 1725. In de evangelielezing voor deze dag (Matteüs 8: 1-13) vragen een leproze en een officier Jezus om genezing, daarbij blijk gevend van een diep vertrouwen dat Jezus hen kan helpen als God het wil. Daarbij past het koraal Was mein Gott will, das g'scheh allzeit, dat Bach verwerkte tot deze koraalcantate. Het koraal werd in 1547, na de dood van zijn vrouw, gepubliceerd door Hertog Albrecht van Pruisen (1490- 1568), de eerste Duitse prins die tot het protestantisme overging en zijn hertogdom tot een seculiere staat omvormde. Als melodie koos hij een Frans chanson (Claudin de Sermisy, 1528), een melodie die later ook voor andere koralen werd gebruikt, zodat het kon gebeuren dat Bach een week later, toen hij een cantate (BWV 92) componeerde over een koraal van Paul Gerhardt, dezelfde melodie moest verwerken. Van het achtregelige koraal wordt, als zo vaak, de melodie van de eerste twee regels (Stollen) herhaald, maar in dit geval hebben ook de laatste twee regels weer dezelfde melodie (A-A-B-A). Doordat Albrechts koraal, inclusief een later toegevoegd couplet, slechts vier verzen omvat, en het eerste en laatste couplet in koraalcantates ongewijzigd tot tekst dienen voor een openings- en een slotkoor, beschikt Bachs tekstdichter dus slechts over twee coupletten, zestien regels tekst, voor twee aria's en recitatieven; hij heeft er dus het één en ander bij bedacht.

Terug naar de inhoud