Cantata BWV 179 "Siehe zu, dass deine Gottesfurcht nicht Heuchelei sei" (1723, Leipzig)
Magdalena Kožená, soprano
Mark Padmore, tenor
Stephan Loges, bass
Monteverdi Choir
English Baroque Soloists
Sir John Eliot Gardiner
Director: Rhodri Huw
St Davids Cathedral in Wales, 2000
Oefennummers: |
Toelichting:
De zondag 8 augustus 1723 waarvoor Bach deze cantate schreef was de elfde zondag na Trinitatis; Bach is dan sinds elf weken 'Director Musices' en cantor aan de Thomaskirche te Leipzig. Wekelijks heeft hij, afwisselend in de beide hoofdkerken, de Thomas- en de Nicolaikirche, cantates van eigen hand uitgevoerd, al waren die niet altijd fonkelnieuw: regelmatig voerde hij cantates uit die hij al vroeger had gecomponeerd, zoals BWV 199, een uit Bachs Weimarer tijd stammende solocantate voor sopraan die hij op deze achtste augustus 1723 na de preek zal uitvoeren.
Maar de hoofdschotel vormt BWV 179, een cantate waar Bach later blijkbaar zo tevreden over was dat hij aan het eind van de jaren ‘30 alle daarvoor in aanmerking komende delen, twee aria’s en het openingskoor, hergebruikte (‘parodieerde’) in enkele van zijn Lutherse missen BWV 233-236.
De evangelietekst voor deze zondag, waarop de cantate behoort te reflecteren, is uit Lucas 18, de verzen 9-14, een parabel van Christus, waarin deze de boetvaardige, zichzelf onwaardig achtende tollenaar (belastingambtenaar) verkiest boven de geleerde, orthodoxe farizeeër, die zichzelf bij voorbaat voortreffelijk acht. Deze boodschap geeft Bachs onbekende tekstdichter aanleiding voor een filippica tegen schijnheiligheid en huichelarij (de delen 1-3) waarna hij in de delen 4-6 de nederige tollenaar aan christenen ten voorbeeld stelt.