Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate BWV 188 - Ich habe meine Zuversicht
Soprano Helmut Wittek (Tölzer Knabenchor)
Alto Paul Esswood
Tenor Kurt Equiluz
Bass Robert Holl
Tölzer Knabenchor - Gerhard Schmidt-Gaden
Concentus musicus Wien - Nikolaus Harnoncourt

Oefennummers:  
Toelichting:
In zijn eerste twee jaren als Thomaskantor te Leipzig componeerde Bach vrijwel twee volledige jaargangen kerkcantates (ruim 60 per jaar!), en nog een derde jaargang in de volgende twee jaar. Dat er nog een vierde jaargang geweest zou kunnen zijn vermoeden wij alleen omdat Bachs tekstdichter sinds 1725, de postbeamte Christian Friedrich Henrici (1700-1764, pseudoniem Picander) in 1728/29 een volledige jaargang cantateteksten publiceerde, met in het voorwoord de aankondiging dat deze door de unvergleichlichen Herrn Capell-Meister zullen worden getoonzet. Maar er zijn ons (nog) slechts tien Bachcantates bekend op teksten uit Picanders bundel. Deze veronderstelde vierde cantatejaargang - zo deze al heeft bestaan - is dus sterk gehavend overgeleverd; en van de daartoe behorende cantate BWV 188, Ich habe meine Zuversicht is het manuscript danig gemaltraiteerd. Afzonderlijke delen ervan, vervolgens afzonderlijke pagina's en tenslotte zelfs parallel met de notenbalken uit pagina's geknipte stroken zijn in de negentiende eeuw in handen gevallen van muzikaal ongeïnteresseerde verzamelaars van zeldzaamheden, uit wier privébezit de restanten weer langzaam en slechts gedeeltelijk zijn teruggevloeid naar openbare verzamelingen. (Zie het schema onderaan deze pagina voor de zeven Europese steden die men alleen al moet aandoen om aria (4) in Bachs handschrift te inspecteren; voor andere delen dient men zich ook nog in Wenen, Stockholm en Washington te vervoegen.)
De bestemming van Ich habe meine Zuversicht voor de eenentwintigste zondag na Trinitatis is door het ontbreken van een voorpagina slechts uit Picanders tekstbundel af te lezen; de cantate zou dan op 17 oktober 1728 (of misschien pas op 6 november 1729) voor het eerst zijn uitgevoerd. De evangelielezing voor deze zondag (Johannes 4: 46-54) vermeldt hoe Jezus, geërgerd door de behoefte van zijn volgelingen aan zichtbare wonderen, hun de hoveling tot voorbeeld stelt die, van verre aangereisd ten behoeve van zijn stervende zoon, Jezus op zijn woord gelooft dat die zoon dankzij zijn geloof is genezen. Hoewel niet expliciet verwijzend naar deze evangelietekst, sluit Picanders libretto wel goed aan bij de algemene strekking ervan: geloofszekerheid en godsvertrouwen. De energieke en vitale sinfonia zou uitdrukking zijn van Gods onwankelbare betrouwbaarheid.
Vervolgens blijkt BWV 188 geen openingskoor te hebben maar slechts aria's en recitatieven te bevatten voor vier vocale solisten, benevens een vierstemmig slotkoraal, waaraan niet meer zangers dan dit solistenkwartet zullen hebben deelgenomen. Onze hedendaagse benaming van deze cantate als 'solocantate' is een anachronisme: ons onderscheid tussen een ‘koor' en een solistenkwartet was Bach vreemd. Waar vier zangers nodig waren (zoals in de huidige cantate) was automatisch zijn koor voltallig aanwezig.

Terug naar de inhoud