Soloists:
Soprano -- Agnès Mellon
Alto (Countertenor) -- Charles Brett
Tenor -- Howard Crook
Bass -- Peter Kooy
Performed by Philippe Herreweghe and the Chorus & Orchestra of Collegium Vocale Gent (199
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
Bach componeerde zijn cantate 39 voor de 23e juni 1726, dat jaar de eerste zondag na Trinitatis (Drievuldigheidszondag), de zondag waarvoor hij drie jaar eerder de eerste cantate na zijn aantreden als Thomaskantor in Leipzig had geschreven. Terwijl Bach in zijn eerste ambtsjaren wekelijks een cantate componeerde en dus na twee jaar over twee complete cantatejaargangen beschikte, halveerde hij zijn tempo vanaf Trinitatis 1725, zodat BWV 39 tot zijn derde jaargang behoort.
Aan Brich dem Hungrigen dein Brot kleefde lang de legende dat zij zou geschreven zijn toen een groep van 1800, door een verlate contrareformatie uit Salzburg gevluchte protestanten in 1732 onderdak in Leipzig zocht; de correcte datering van BWV 39 weerlegde dit sprookje.
Het libretto voor deze cantate ontleent Bach aan een bekende, al wat oudere bundel cantateteksten, in 1704 aan het hof te Meiningen ontstaan en wellicht door de hertog Ernst Ludwig zelf geschreven. Hierin werden voor het eerst koraal- en bijbelteksten gecombineerd met uit de Italiaanse opera afkomstige recitatieven en aria's op vrij gedichte teksten. Uit deze bundel putte ook de aan het hof te Meiningen werkzame Johann Ludwig Bach (de 'Meininger Bach', 1677-1731), een verre achterneef van Sebastian, wiens cantates Bach zozeer bewonderde dat hij er zelf in 1726 achttien van uitvoerde te Leipzig. Deze cantates hebben een vaste vorm: twee delen, uit te voeren vóór en na de preek, elk ingeleid door een oud- resp, nieuwtestamentisch bijbelwoord en gevolgd door een recitatief/aria-combinatie en besloten met een koraal. Door verwisseling van de recitatief/aria-volgorde in het tweede deel hebben ze een symmetrische structuur rond het nieuwtestamentische schriftwoord.De evangelielezing voor deze zondag is Lucas 16: 19-31, een door Jezus uitgesproken gelijkenis over de rijke man en de arme Lazarus, wier rollen na hun dood pijnlijk verwisseld blijken. In twee eerdere cantates voor deze zondag concentreerde Bach zich resp. op het onderscheid arm/rijk (Die Elenden sollen essen, BWV 75, 1723) en op een oproep tot boetvaardigheid (O Ewigkeit, du Donnerwort I, BWV 20, 1724); in 1726 ligt de nadruk op het verlenen van materiële hulp aan behoeftigen en de van God ondervonden barmhartigheid.