Koorpartij-oefening

Koorpartij-Oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening
Koorpartij-oefening.nl
Ga naar de inhoud
Bach - Cantate Mein Gott, wie lang, ach lange - Sato | Nederlandse Bachvereniging
Nederlandse Bachvereniging
Shunske Sato, viool en leiding
Griet De Geyter, sopraan
Bernadett Nagy, alt
Guy Cutting, tenor
Drew Santini, bas
Toelichting:
Cantate BWV 155 is een van de cantates die Bach sedert het voorjaar 1714 maandelijks te Weimar schreef, uit hoofde van zijn functie als concertmeester aan het hof, en die hij later - in dit geval ongewijzigd - in Leipzig opnieuw uitvoerde. De cantate heeft een op het kleine koorbalkon in de nok van de Weimarer slotkapel passende kleine, hier zelfs minimale bezetting: vijf instrumentalisten (een strijkkwartet plus fagot) en vier zangers, die hier alleen in het slotkoraal gezamenlijk, als koor, optreden.
BWV 155 is gecomponeerd voor de tweede zondag na Epifanie (Driekoningen), 19 januari 1715, en werd op 16 januari 1724 in Leipzig herhaald. Uit het evangelie van Johannes wordt op deze zondag het verhaal gelezen over het eerste door Jezus verrichte wonder (Joh. 2: 1-11): op een bruiloft te Kana zou hij water in wijn hebben veranderd. Maar Bachs tekstdichter, de Weimarer Oberkonsistorial-Sekretär, hofpoëet en -bibliothecaris Salomon Franck, zoomt in op de daaraan voorafgaande gebeurtenis: wanneer Jezus' moeder Maria hem op het dreigende wijntekort attendeert, reageert Jezus nogal bot: 'Vrouw, bemoei je er niet mee, mijn tijd is nog niet gekomen.’ Moraal: God is er niet direct als je hem nodig meent te hebben, het kan lang wachten zijn, veel lijden, maar uiteindelijk is hij er altijd. Wel verwijst de librettist naar het wonderverhaal met de parallellie water-tranen (Zähren-Tränen) en wijn-vreugde; zijn neologisme Freudenwein is één van die samenstellingen waarin de poëzie van Franck grossiert, zie Gnadenblick/-licht, Liebeshand/-arme, Tränenmaß.
De korte, slechts vijf delen omvattende cantate is gestructureerd als een voortgaande vertelling, met de vier zangers als allegorische karakters: de sopraan (1), als gekwelde gelovige aan wie tranen geserveerd worden in plaats van wijn, wordt door een medegelovige (alt) en de tenor die vaak als evangelist optreedt bemoedigd (2), en zelfs Christus, de bas, belooft haar troost (3), zodat ze in aria (4) verheugd haar zorgen op Christus afwentelt. De gemeente valt haar bij in het slotkoraal (5).

Terug naar de inhoud