Amsterdam Baroque Orchestra & Choir
Ton Koopman
Sandrine Piau, soprano
Bogna Bartosz, alto
Christoph Prégardien, tenor
Klaus Mertens, bass
Oefennummers: |
Bladmuziek: |
Toelichting:
De Leipziger postbeambte Christian Friedrich Henrici geniet onder zijn pseudoniem Picander een zekere bekendheid als tekstdichter van o.m. Bachs Weihnachtsoratorium, Matthäus- en Markus-Passion, maar als cantatelibrettist speelde hij slechts een bescheiden rol. In 1728 publiceert hij een volledige jaargang cantateteksten (zestig stuks!), waarvan hij zelf in het voorwoord hoopt dat ze door de unvergleichliche Herrn Capellmeister Bach zullen worden getoonzet. Het is echter de vraag of Bach ooit een volledige 'Picanderjaargang' cantates heeft gecomponeerd: we beschikken nog slechts over (sporen van) tien Bachcantates op deze teksten, we weten dat Bachs interesse in cantatecompositie na zijn eerste drie jaargangen dus na 1727 aanmerkelijk was verflauwd, en bovendien schrijft Picander ook teksten voor de advents- en vastenperiode, gedurende welke in Leipzig geen cantates mochten worden uitgevoerd en waarvan Picander dus bij voorbaat kon weten dat Bach ze nooit zou gebruiken.
De nieuwjaarscantate Gott, wie dein Name, so ist auch dein Ruhm (BWV 171) is één van het groepje cantates op Picanderteksten. De cantate kan dus op zijn vroegst 1 januari 1729 hebben geklonken, wellicht ook pas later, want het overgeleverde manuscript staat op twee verschillende papiersoorten: Bach lijkt zijn compositie na de eerste drie delen te hebben weggelegd en pas later te hebben voltooid.
Nieuwjaar vormt het begin van het seculiere kalenderjaar, maar niet van het kerkelijk jaar dat immers begint met de eerste adventszondag, eind november of begin december. Nieuwjaar is ook geen liturgische feestdag: de kerk viert op 1 januari het feest van de besnijdenis van Christus, acht dagen na de geboorte, en Bach schrijft een cantate pro Festo Circumcisionis Xsti, maar wegens het Joodse karakter van de besnijdenis is de christelijke aandacht voor dit gebeuren allengs verschoven naar de daarmee gepaard gaande naamgeving: 'en hij ontving de naam Jezus', aldus de totale evangelietekst voor deze feestdag, Lucas 2: 21. Ook de '1-januaricantate' van het Weihnachtsoratorium (BWV 248IV) is geheel gewijd aan de naamgeving.
BWV 171 bevat opvallend veel ontleningen aan ouder werk (‘parodieën'): drie van de vier daarvoor in aanmerking komende delen (recitatieven moeten wegens hun sterke tekstgebondenheid altijd vers gecomponeerd worden) zijn gerecycelde stukken. Het illustreert dat Bach meer geïnteresseerd was in nieuw leven voor bestaande composities, vaak voor éénmalige gelegenheden, dan in uitbreiding van zijn cantaterepertoire. Over de kwaliteit van het resultaat zegt dit trouwens niets.