The Tallis Scholars
Peter Phillips
Live recording on the 400th anniversary of Palestrina's death
2 February 1994, Rome, Basilica Santa Maria Maggiore
Oefennummers. |
Bladmuziek: |
Giovanni Pietro Aloisio Sante da Palestrina, korter Giovanni Pierluigi da Palestrina (Palestrina, circa 1525 – Rome, 2 februari 1594) was een Italiaans componist. Hij heeft een grote invloed gehad op de ontwikkeling van de katholieke kerkmuziek. Zijn muziek is altijd beschouwd als een hoogtepunt in de Renaissancemuziek.
Naam
Sante is de familienaam, da Palestrina geeft de herkomst aan. De tweede voornaam Pierluigi is de tegenwoordig gebruikelijke korte vorm van Pietro Aloisio. De gelatiniseerde naam luidt Johannes Petraloysius Praenestinus. Zijn bijnaam was Il Prenestino (de man uit Preneste = Palestrina). In de muziekwetenschap wordt gewoonlijk niet de naam Sante, maar Palestrina gebruikt.
Levensloop
Giovanni da Palestrina werd omstreeks 1525 geboren, vermoedelijk in Palestrina nabij Rome. In 1537 was hij koorknaap aan de basiliek Santa Maria Maggiore te Rome.
Van 1544 tot omstreeks 1551 was hij organist en kapelmeester in de kathedraal van zijn geboortestad. In 1547 trad hij in het huwelijk met Lucrezia di Francesco Gori, een dochter van een bemiddelde wijnbouwer. Zij kregen samen twee zoons: Rodolfo en Angelo. In 1551 werd Palestrina kapelmeester aan de Cappella Giulia van de Sint-Pieter te Rome. In 1555 werd hij door Paus Julius III benoemd tot zanger van de Sixtijnse Kapel. In 1554 publiceerde hij zijn eerste missenboek. In 1555 werd hij door Paus Paulus IV ontslagen omdat hij geen priester was.
Een maand later werd hij aangesteld als kapelmeester van de Sint-Jan van Lateranen in Rome, een post die hij tot 1560 bekleedde. In 1555 verscheen zijn eerste boek met vierstemmige madrigalen. Vanaf 1561 (waarschijnlijk tot 1566) was hij kapelmeester van de Santa Maria Maggiore, daarna muziekleraar aan het Seminario Romano. Van 1567 tot 1571 stond Palestrina in dienst van kardinaal Ippolito II d'Este, van 1571 tot aan zijn dood op 2 februari 1594 was hij kapelmeester aan de Sint-Pieter, waar hij ook begraven werd. Reeds bij zijn leven bezat Palestrina Europese faam.
Werk
Palestrina heeft een enorme hoeveelheid geestelijke en wereldlijke composities nagelaten, waaronder honderden missen, motetten en madrigalen. Zijn composities worden gekenmerkt door een heldere melodische structuur en gebalanceerde harmonie in de zangpartijen. De muzikale hervorming binnen de Katholieke Kerk waartoe het Concilie van Trente (1545-1563) besloot, orïënteerde zich sterk op de stijl van Palestrina. De legende wil dat Palestrina zijn Missa Papae Marcelli (Mis voor Paus Marcellus) speciaal componeerde om de deelnemers aan dit concilie te overtuigen van de noodzaak tot hervorming van de kerkmuziek zonder de verworvenheden van de polyfonie op te geven. De mis werd echter voor het eerst gepubliceerd in 1567, vier jaar na het concilie.
Palestrina's stijl kreeg navolging van onder anderen Gregorio Allegri en Tomás Luis de Victoria. Zijn stijl werd het schoolvoorbeeld van de zogeheten prima prattica.
Tijdens zijn leven is maar een gering deel van Palestrina's muziek in druk verschenen. In de 19e eeuw kwam er hernieuwde belangstelling voor zijn werk, door de inspanningen van onder anderen Luigi Cherubini en Vincent d'Indy. Een eerste uitgave van de verzamelde werken in 33 delen verscheen in de jaren 1862–1903 bij Breitkopf & Härtel in Leipzig.