Oefennummers: |
Bladmuziek |
Toelichting
Johannes Eccard (1553–1611) was een Duitse componist en kapelmeester. Hij was al vroeg chef-dirigent van de Berlijnse hofkapel.
Eccard werd geboren in Mühlhausen, in het huidige Thüringen, Duitsland. Op achttienjarige leeftijd ging hij naar München, waar hij leerling werd van Orlando Lasso. In zijn gezelschap zou Eccard Parijs hebben bezocht, maar in 1574 was hij opnieuw in Mühlhausen, waar hij vier jaar verbleef. Daar bewerkte hij samen met Joachim a Burck enkele werken van zijn eerste meester, een verzameling kerkelijke liederen, genaamd Crepundia sacra Helmboldi (1577). Kort daarna kreeg hij een aanstelling als muzikant in het huis van Jacob Fugger, de Augsburgse bankier.
In 1583 werd hij assistent-dirigent en in 1599 dirigent in Königsberg van Georg Friedrich, markgraaf van Brandenburg-Anspach, de beheerder van het hertogdom Pruisen. In 1608 werd hij door Joachim Frederik, keurvorst van Brandenburg, geroepen als chef-dirigent in Berlijn, maar deze functie bekleedde hij slechts drie jaar, als gevolg van zijn dood in Koningsberg in 1611.
Eccards werken bestaan uitsluitend uit vocale composities, zoals liederen, kerkelijke cantates en koralen voor vier of vijf, en soms voor zeven, acht of zelfs negen stemmen. Hun polyfone structuur is een kunstwonder en oogst nog steeds de bewondering van muzikanten. Tegelijkertijd zijn zijn werken gevuld met een geest van echt religieus gevoel. Vóór de Eerste Wereldoorlog werd zijn zetting van Martin Luthers woorden " Ein feste Burg ist unser Gott " ("Een vaste burcht is onze God") door de Duitsers beschouwd als hun representatieve nationale hymne.
Eccard en zijn school zijn onlosmakelijk verbonden met de geschiedenis van de protestantse Reformatie. Van de liederen van Eccard zijn een groot aantal verzamelingen bewaard gebleven, zoals die gepubliceerd in Der Evangelische Kirchengesang (1843) van baron Karl Georg August Vivigens von Winterfeld.